Voeding heeft veel invloed op de emissie van ammoniak en methaan. Vooral de methaanreductie is lastig, blijkt in de praktijk. Het toepassen van specifieke voermaatregelen brengt vaak extra kosten met zich mee. De maatregelen zijn vaak ook nog onbekend voor veehouders en hebben soms een negatief effect op andere duurzaamheidsthema’s, waaraan de veehouder ook moet voldoen. Daarnaast heeft hij ook nog eens te maken met verschillende weersomstandigheden, die invloed zijn op de ruwvoerkwaliteit en daarmee de methaanemissie.
In het LNV-Klimaatenveloppeproject “Praktijkimplementatie voerspoor melkvee’’ is afgelopen tijd gekeken in hoeverre (voer)managementmaatregelen effect hebben op de reductie van methaan- en ammoniakemissie. Er ligt namelijk een belangrijke opgave voor de veehouderij om de emissie van ammoniak en methaan te reduceren met 30% in 2030 ten opzichte van het landelijk gemiddelde van 2018. Voor dit project is aansluiting gezocht bij het project Koeien & Kansen en op deze bedrijven is geëxperimenteerd met verschillende (voer)maatregelen.
Doelstelling methaanemissie
Het project Koeien & Kansen heeft als doel om de emissie van methaan uit pensfermentatie flink te reduceren. Het gaat hier om een reductie van circa 30 procent in 2025 ten opzichte van het landelijke gemiddelde van 2018. Dit betekent gemiddeld een methaanproductie van 16,6 kg methaan (CH4) per 1000 kg melk. Omdat het methaanproductie uit pensfermentatie betreft is het rantsoen erg belangrijk.
We sturen daarbij op de emissiefactor EF (g methaan/kg DS) van het rantsoen en de rantsoen-bestanddelen. De EF wordt door de KringloopWijzer berekend. Het streven is om de EF, van het over het jaar gemiddelde rantsoen, in stappen, van ongeveer 20 naar 17 of lager te krijgen. Voor 2023 is het streven om de EF van het rantsoen beneden de 18 te krijgen. Deze EF wordt ook door de KringloopWijzer getoond. Op basis van resultaten uit de KringloopWijzer van de deelnemers van Koeien & Kansen zijn deze berekeningen opgesteld en vervolgens geanalyseerd.
Doelstelling ammoniakemissie
De Koeien & Kansen-bedrijven werkten in 2022 met een doel van maximaal 155 g RE/kg DS in het totale rantsoen. De deelnemende veehouders hebben hier ook actief opgestuurd binnen hun bedrijfsvoering. Het gemiddelde RE-gehalte (g/ kg ds) op de Koeien & Kansen-bedrijven kwam de afgelopen twee jaar uit op 153 gram per kg ds (figuur 1). Daarmee is de doelstelling (<155gRE/ kg DS) gemiddeld gehaald op deze bedrijven.
Vijf bedrijven hebben de doelstelling echter (nog) niet gehaald, bedrijf 7 en 9 laten daarentegen al wel een daling zien. Bedrijf 11 is een biologisch bedrijf waar heel veel beweiding plaatsvindt, waardoor deze ondernemer weinig tot geen andere voedermiddelen voert. Sturen op ruw eiwit is voor dit bedrijf niet eenvoudig.
Vijf bedrijven lieten een lichte stijging zien in 2022, hoewel twee van deze bedrijven wel onder de gestelde norm van <155 gr/ kg DS bleven. In figuur 1 staat het gemiddelde RE-gehalte in het rantsoen weergegeven van de Koeien & Kansen-bedrijven in de periode van 2019 t/m 2022. Meer informatie over RE-gehalte in het rantsoen op de Koeien & Kansen-bedrijven in de 2022 is hier te lezen.
Methaanemissie uit pensfermentatie
Voor 2022 hadden de Koeien & Kansen-bedrijven als doelstelling een maximale methaanemissie uit pensfermentatie van 16,6 kg CH4 per 1000 Kg melk. Dit zou overeenkomen met een reductie tussen de 15% en 20%. Deze doelstelling is gemiddeld niet gehaald door de deelnemers.
Uit de resultaten (waarden via de KringloopWijzer) bleek dat de methaanemissie uit pensfermentatie in 2022 vergelijkbaar is met de resultaten van 2021. In beide jaren was de gemiddelde methaanemissie uit pensfermentatie 17,8 kg CH4/ 1000 kg melk, De emissiereductie ten opzichte van 2018 bedraagt daarmee ruim 8%.
De emissie is de laatste twee jaar zelfs iets toegenomen. Er zijn verschillende redenen voor de mogelijke toename. Ten eerste de voorjaarsgraskuil van 2021, die laat is geoogst en die bevatte daardoor veel NDF en een hoge EF voor methaan. Deze kuil is voor een deel in 2022 opgevoerd. Een andere mogelijke verklaring betreft de deelname van enkele nieuwe bedrijven aan het project. Voor deze nieuwe ondernemers is het sturen op methaanemissie vrij nieuw en hebben hier nog niet veel ervaring mee.
De helft van de bedrijven liet een daling van de methaanemissie uit pensfermentatie zien. Terwijl bij de andere helft de methaanemissie toenam. Bedrijf 11 is zelfvoorzienend voor ruwvoer en voert alleen vers gras en graskuil (met hoog NDF). Voor dit bedrijf is het lastiger om een lage methaanemissie te realiseren. Door een betere voerefficiëntie is er toch een reductie van de methaanemissie gerealiseerd.
Toegepaste maatregelen in de praktijk
De Koeien en Kansen-bedrijven hebben de volgende maatregelen getroffen om een om een reductie van de methaanemissie te realiseren:
- Krachtvoer met een lagere EF waarde voor methaan;
- Maaien in een eerder stadium, jonger gras is beter verteerbaar en heeft een lagere EF;
- Mais met meer zetmeel oogsten, bijvoorbeeld door: Rassenkeuze, de stoppellengte te verhogen, beregenen of later te oogsten;
- Meer weiden;
- Bijproducten voeren met een lage EF voor methaan (bijv. bierborstel);
- Hogere voerefficiëntie (o.a. hogere melkproductie).
Het voeren van vet is voor de reductie van de methaanemissie een goede maatregel, maar is het afgelopen jaar maar weinig of niet toegepast door de Koeien & Kansen-deelnemers. Juist het voeren van (palm)vetten verhoogt de Carbon Footprint (CO2 eq.), vanwege het verwerkingsproces en teelt in de tropen. In de duurzaamheidsprogramma’s van de zuivelafnemers wordt vaak gekeken naar de totale CO2 uitstoot en niet alleen naar methaanemissie. Daarom is het gewenst om andere vetten in te zetten die minder belastend zijn voor de totale CO2 uitstoot.
Daarnaast is enkele procenten vooruitgang te boeken door te zoeken naar bijproducten met een lagere EF. Er zijn ook aanwijzingen dat weidegras een lagere emissiefactor heeft, dan waar nu meegerekend wordt. Het onderzoek met weidegras is echter nog niet afgerond, daarom wordt voorlopig nog uitgegaan van de huidige EF van 19,2 g methaan per kg ds.
In figuur 2 is de methaanemissie uit pensfermentatie van de Koeien en Kansen-bedrijven weergegeven voor de periode 2019 t/m 2022.
* Bedrijf 9, 10 en 11 zijn vanaf 2020 deelnemer aan het project Koeien & Kansen, daarom zijn de eerdere jaren niet vermeld.
Reduceren in de praktijk is lastig
Uit figuur 2 blijkt ook dat er nog geen grote sprongen gemaakt zijn. Dit heeft een aantal redenen. Sturen op (kwaliteit) ruwvoer is lastig, want weersinvloeden spelen hierin een belangrijke rol. Vervolgens is ruwvoer dat eenmaal geoogst is niet zomaar te vervangen. Het moet wel op, ook al is de EF hoog. Verder is wel bekend dat zetmeel en NDF belangrijk zijn bij de bij enterische methaanemissie van ruwvoeders, maar het is niet altijd helder hoe daar op te sturen is. Bovendien is nog veel onbekend over methaan en ruwvoer. Er loopt nog onderzoek hoe de methaanemissie beter te sturen is via het ruwvoer.
Een andere reden van lastig sturen op methaanemissie is dat er wel krachtvoer te maken is dat tot een lagere methaanemissie leidt, maar dat leidt wel tot hogere kosten. En zonder compensatie zijn veehouders niet snel geneigd om extra kosten te maken.
Daarnaast hebben veehouders te maken met veel meer thema’s dan alleen reductie van methaanemissie uit pensfermentatie. Die thema’s concurreren met aandacht voor het thema methaan. Denk aan grondgebondenheid, teelt van eigen ruwvoer (vooral grasproducten) en wens voor blijvend grasland.
Tot slot zijn er ook producten die leiden tot minder methaanemissie, maar deze hebben soms een hogere carbon footprint, zoals bijvoorbeeld bepaalde vetten. En veel duurzaamheidsprogramma’s van de zuivelindustrie kijken naar de totale broeikasgasemissie en niet alleen naar methaanemissie.
Hoe verder
In de afgelopen jaren is gebleken dat het lastig is, om de methaanemissie uit pensfermentatie terug te dringen. In de komende periode worden de Koeien en Kansen-bedrijven bezocht. Samen met de voeradviseur wordt gekeken naar het (huidige) rantsoen om te zien waar mogelijkheden liggen om de methaanemissie uit pensfermentatie verder te reduceren. Vervolgens wordt een rantsoen gemaakt dat tot de gewenste emissie kan leiden. Of dat rantsoen dan ook daadwerkelijk gevoerd wordt hangt van veel factoren af.
Dit onderzoek maakt deel uit van de programmatische aanpak ‘Integraal Aanpakken’ (2020-2030) als onderdeel van het LNV-Klimaatbeleid, gefinancierd door het ministerie van LNV.