Volgens de daarvoor geldende procedure heeft de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit de destructietarieven voor 2019 goedgekeurd. De definitieve verrekening van nog uitstaande tekorten uit 2015 en 2017 en naar verwachting dalende opbrengsten van eindproducten zijn belangrijke oorzaken voor de stijging van het nieuwe tarief. Ook hogere brandstof- en energieprijzen en indexaties onderbouwen de tariefstijging voor 2019 verder.
Als gevolg van deze factoren stijgen de totale destructielasten met 23,8%. De gestegen destructielasten vertalen zich zowel in een stijging van de kosten per stop als per aangeboden dier.
Rendac heeft in haar tariefvoorstellen rekening moeten houden met een verdere daling van het aantal stops en een daling van de aanvoer ten opzichte van 2018. Macro– economische factoren, zoals de verdere afbouw van de veehouderij en de aangekondigde sluiting van kolencentrales zullen ook in de toekomst van invloed zijn op de tarieven.
Opbouw tarieven
De tarieven voor het ophalen, verwerken en vernietigen van kadavers bestaan uit twee componenten: het ‘stoptarief’ en het ‘tarief per dier’.
Het stoptarief betreft de kosten voor het ophalen van kadavers. Door met name stijgende brandstofkosten in combinatie met een verwachte daling van het aantal stops stijgt het tarief voor een reguliere stop van € 18,97 euro naar € 20,56 per stop. Het tarief voor een geplande vatenstop gaat omhoog van € 13,73 naar € 14,81 per stop.
- Het tarief per dier is opgebouwd uit drie onderdelen: de verwerkingskosten, de verkoopopbrengsten en de verrekening van de overschotten/tekorten uit voorgaande jaren:
- De kosten voor de verwerking bij Rendac van kadavers tot eindproducten (diermeel en dierlijke vetten) stijgen naar verwachting volgend jaar in het bijzonder door reguliere indexaties en een stijging van de energieprijzen.
- De verkoopopbrengsten betreffen de opbrengsten uit de verkoop van eindproducten (diermeel en dierlijk vet) en huiden. Deze opbrengsten worden in mindering gebracht op de verwerkingskosten. Diermeel en dierlijk vet worden gebruikt als alternatieve energiebron. De opbrengsten hiervan fluctueren omdat ze worden bepaald door de vraag en aanbod op de wereldmarkt en ook door beschikbaarheid van alternatieve afzetmogelijkheden. De jaarlijkse schommelingen in de tarieven is hier het gevolg van. Naar verwachting zullen de verkoopopbrengsten in 2019 vanwege een subsidie op biomassa stijgen voor meel, maar weer dalen voor vet. De opbrengst van huiden is op een historisch dieptepunt.
- De verrekening van de tekorten is in belangrijke mate bepalend voor de stijging van de tarieven voor 2019.
- Door lagere verkoopopbrengsten dan ingeschat is over het jaar 2017 een tekort ontstaan. Daarnaast is in 2016 besloten om de tekorten over 2015 niet volledig te verrekenen in de tarieven van 2017, maar gefaseerd over de tarieven van 2017, 2018 en 2019. Daarom is nu bovenop het tekort van 2017 ook een deel van dat tekort meegenomen.
Als gevolg hiervan stijgt het tarief van bijvoorbeeld een slachtvarken met €1,55 per dier.
Procedure voor bepalen tarieven
Elk jaar worden nieuwe tarieven vastgesteld voor het ophalen en vernietigen van kadavers. Deze tarieven worden gebaseerd op prognoses, herijking aan actuele cijfers en verrekening van tekorten of overschotten uit het verleden.
Voor de vaststelling is een vaste procedure afgesproken met het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Deze procedure begint met het informeren en consulteren van de werkgroep destructietarieven. In deze werkgroep zitten vertegenwoordigers van de verschillende klantgroepen (LTO, NVP, NMV, POV, KSG), het Ministerie en Rendac. Rendac informeert de deelnemers over het proces van de tariefbepaling, geeft inzage over de samenstelling van de tarieven op basis van afgesproken transparantie-indicatoren en gebruikt de werkgroep als klankbord.
Op basis van een nacalculatie wordt jaarlijks achteraf beoordeeld of de werkelijke kosten hoger of lager zijn uitgevallen dan waarmee in de tarieven is rekening gehouden. Een op deze manier vastgesteld overschot of tekort wordt dan verwerkt in de toekomstige tarieven. Rendac geeft het Ministerie inzage in deze nacalculatie via een controle door een externe accountant en de accountant van de overheid. Op deze manier is er sprake van een transparante verantwoording en neutrale verrekening.
Na de consultatiegesprekken maakt Rendac een voorstel voor de Minister voor de nieuwe tarieven, die telkens op 1 januari ingaan. De Minister keurt de tarieven goed en publiceert die in de Staatscourant.
Bron: Rendac Son