De stikstofdiscussie van dit jaar vindt zijn weerslag in de vergunningen voor de Wet Natuurbescherming. De meeste melkveehouders zullen al in bezit zijn van zo’n natuurvergunning, of een melding ervoor hebben gedaan. Met een natuurvergunning is de ammoniakuitstoot van het bedrijf gelegitimeerd. Er zijn echter meerdere versies van de natuurvergunning met daaraan gekoppeld verschillende rechten.
Oude natuurvergunningen
De provincies zijn pas sinds circa 2010 actief in het eisen van natuurvergunningen bij bedrijfsuitbreidingen. De natuurvergunningen die vóór invoering van de PAS (juli 2015) werden aangevraagd, zijn gebaseerd op de vergunde ammoniake missie ten tijde van de officiële aanwijzing van de natuurgebieden die in de omgeving aanwezig zijn. Vaak was dit 7 december 2004 (Habitatrichtlijngebieden) of 24 maart 2000 (Vogelrichtlijngebieden). De hoeveelheid ammoniak die op de van toepassing zijnde datum via de milieuvergunning was vergund, kon worden gebruikt voor een nieuwe natuurvergunning.
Latente rechten werden niet afgenomen. Dit betekende bijvoorbeeld dat ammoniakemissie van een vergunde stierenstal waar al jaren geen stieren meer in werden gehouden via interne saldering gewoon kon worden omgezet naar melkkoeien. Bij deze oude natuurvergunningen was extern salderen mogelijk. Als de ammoniakuitstoot van een buurman werd gekocht kon een deel hiervan worden benut. Niet alles want via een ingewikkelde berekening werd de stikstofdepositie op natuurgebieden uitgerekend, en deze mocht niet toenemen. Dit was een prima regeling, zonder onnodige afroming.
Geen realisatietermijn voor oude natuurvergunningen
Aanvankelijk werden er geen realisatietermijnen in zo’n oude natuurvergunning genoemd. Maar sinds circa 2013 werd er door provincies drie jaar voorgeschreven als realisatietermijn. Als de aangevraagde uitbreiding niet binnen drie jaar werd uitgevoerd dan kon de natuurvergunning weer worden verkleind. Deze driejaarstermijn werd door de Raad van State echter al vrij snel nietig verklaard. Melkveehouders konden een verzoek indienen om de driejaarstermijn uit de voorschriften te verwijderen, waar provincies ook gehoor aan gaven. Na de Raad van Stateuitspraak werden er geen driejaarstermijnen meer in de oude natuurvergunningen gezet. Wie een dergelijke oude natuurvergunning heeft kan nog steeds gebruik maken van latente ruimte erin. De provincie kan deze niet zomaar afnemen.
Natuurvergunning via de PAS
Het oude vergunningsregime liep vast als een melkveehouder wilde uitbreiden maar er geen externe salderingskandidaat aanwezig was. Ammoniakarme vloeren en luchtwassers werden in die tijd nog nauwelijks toegepast. De introductie van de Programmatische Aanpak Stikstof bleek toen een mooie oplossing. Er kwam ontwikkelruimte beschikbaar en er hoefde geen ammoniak van derden te worden aangekocht. Sterker nog, extern salderen werd onder de PAS verboden. In de meeste gevallen was er voldoende ontwikkelruimte beschikbaar en kon een natuurvergunning vrij gemakkelijk worden afgegeven.
Melding onder de PAS
Wie in zijn vergunningaanvraag beneden een bepaalde hoeveelheid mol stikstofdepositie bleef, kon geen natuurvergunning aanvragen maar moest verplicht een melding doen. Aanvankelijk was de grens op 1,0 mol gesteld, maar voor veel natuurgebieden werd dit al snel verlaagd naar 0,05 mol. Veel melkveebedrijven hebben momenteel alleen zo’n melding en nog steeds geen echte natuurvergunning. Dit is een groot probleem omdat de Raad van State deze meldingen niet ziet als offi ciële toestemmingen om ammoniak uit te stoten. Melkveehouders die alleen een melding hebben gedaan, hebben geen vergunde rechten en zijn dus juridisch gezien nu in overtreding. Voor deze bedrijven geldt nog wel dat het bestaande recht de situatie op (meestal) 7 december 2004 of 24 maart 2000 is. Omdat nadien vaak is uitgebreid of gewijzigd moet vroeg of laat een echte natuurvergunning worden aangevraagd. Hoe de provincies dit gaat oplossen is nog niet bekend.
Let op de tweejaarstermijn
In de natuurvergunningen die via de PAS zijn afgegeven staat een tweejaars realisatietermijn. Als een uitbreiding niet binnen deze termijn is gerealiseerd kan de provincie via een besluit de natuurvergunning weer verkleinen of zelfs intrekken. De tweejaarstermijn is in 2015 mede op verzoek van de LTO ingebracht omdat geen natuurvergunningen ‘op de plank’ mochten blijven liggen. Dat zou zonde zijn, en na intrekking zouden andere veehouders weer van de vrijgekomen ontwikkelruimte gebruik kunnen maken. Voor de verkleining of intrekking van PASnatuurvergunningen is geen wetswijziging of wijziging van provinciale beleidsregels nodig. Het voorschrift staat immers in de natuurvergunningen zelf. Provincies hadden hier ook al een protocol voor opgesteld en hebben er afgelopen voorjaar ook al veehouders voor aangeschreven. Sinds de Raad van State uitspraak van 29 mei over de PAS ligt deze ontwikkeling weer stil. Wie zijn PAS-natuurvergunning niet volledig heeft benut loopt echter gevaar. De provincies kunnen ieder moment de handhaving voor deze groep melkveehouders weer opstarten.