Op 4 mei 2017 heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld dat de Regeling fosfaatreductieplan niet van toepassing is op 6 combinaties van eisende melkveehouders. Als uw bedrijf in dezelfde omstandigheden verkeert als bovengenoemde melkveehouders, kunt u een beroep doen op deze uitspraak. U stuurt dan een brief met motivatie en bewijsstukken naar de staatssecretaris van Economische Zaken, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.
Voor de gelijke behandeling van gelijke gevallen heeft het ministerie van Economische Zaken de ‘lichte toets’ ontwikkeld. Wij beoordelen aan de hand van bewijsstukken of het aannemelijk is dat u als melkveehouder een beroep doet op het gelijkheidsprincipe. Aan gelijke gevallen leggen we wel een heffing op, maar we innen deze niet. We verlenen uitstel van betaling. Reeds geïnde bedragen betalen we voorlopig terug. Als uw bedrijf voldoet aan deze lichte toets, krijgt u van ons de brief Fosfaatreductieplan: gelijke gevallen en uitstel van betaling.
Maakt u gebruik van de lichte toets? Dan dient u zich te realiseren dat de Staat hoger beroep heeft aangetekend bij het gerechtshof tegen het vonnis van de rechtbank. Het hof kan tot een ander oordeel komen. Krijgt de Staat in hoger beroep gelijk? Dan passen wij de regeling alsnog volledig toe. Dat geldt ook voor de periode waarin geen uitvoering is gegeven aan de regeling als gevolg van het vonnis van de rechtbank. Besluit u naar aanleiding van het vonnis van de rechtbank geen rekening te houden met de regeling? Dan neemt u daarmee dus een risico dat voor eigen rekening komt.
Wanneer bent u volgens de regeling grondgebonden?
Of een bedrijf grondgebonden is, wordt bepaald door de fosfaatproductie van het aantal gehouden vrouwelijke runderen (volgens registratie I&R) in 2015 te vergelijken met de fosfaatruimte van het bedrijf in 2015. Voor de fosfaatproductie van de runderen wordt uitgegaan van de productie in 2015:
- Gemiddeld aantal in 2015 gehouden runderen die minimaal 1x gekalfd hebben X 41,3 kg fosfaat.
- Gemiddeld aantal in 2015 gehouden vrouwelijke runderen die jonger dan een jaar zijn (kalf) X 9,6 kg fosfaat.
- Gemiddeld aantal gehouden vrouwelijke runderen die een jaar of ouder zijn en niet gekafd hebben (pink) X 21,9 kg fosfaat.
Óf
- Gemiddeld aantal in 2015 gehouden runderen die minimaal 1 x gekalfd hebben X de excretieforfaits (voor diercategorie 100) zoals weergegeven in Tabel 6.
- Gemiddeld aantal in 2015 gehouden vrouwelijke runderen die jonger dan een jaar zijn (kalf) X 9.6 kg fosfaat.
- Gemiddeld aantal in 2015 gehouden vrouwelijke runderen die 1 jaar en ouder zijn en niet gekalfd hebben (pink) X 21.9 kg fosfaat.
Bent u op basis van één van bovenstaande berekeningen grondgebonden, dan wordt het bedrijf als grondgebonden aangemerkt.
Minus
Fosfaatruimte = de bij ons geregistreerde oppervlakte landbouwgrond in 2015 x de fosfaatgebruiksnorm 2015 + de bij ons geregistreerde oppervlakte natuurterrein in 2015 x de hoeveelheid fosfaat die op natuurterrein mag worden gebruikt. De fosfaatgebruiksnorm 2015 vindt u in tabel 2 (Fosfaatgebruiksnormen 2014–2017). Bij de hoogte van de fosfaatgebruiksnorm is rekening gehouden met de fosfaattoestand van de bodem (PAL- en Pw-waarde) zoals u die heeft opgegeven in de Gecombineerde opgave 2015.
U heeft een melkproducerend bedrijf en schaart runderen uit naar een niet melkproducerend bedrijf. Hoe moet u dit dan melden?
Alleen als u vee uitschaart en voldoet aan de voorwaarden stuurt u het formulier Uitschaarverklaring melk- en niet melkproducerende bedrijven voor fosfaatreductieplan 2017 voor 15 april 2017 naar ons toe. U vindt dit formulier onder Formulieren downloaden op mijn.rvo.nl.
U heeft na 2 juli 2015 een volledig bedrijf overgenomen. Gaan de grondgegevens ook mee over?
Wordt bij een bedrijfsoverdracht een beëindigd bedrijf overgenomen door 1 of meerdere landbouwers? Dan kan het referentieaantal van het overnemende bedrijf (verwerver) op zijn verzoek opgehoogd worden met het referentieaantal dat voor de houder van het beëindigde bedrijf van toepassing zou zijn geweest. Was het beëindigde bedrijf in 2015 grondgebonden en had het dus een referentieaantal op basis van het aantal gehouden runderen op 2 juli 2015 ( zonder een korting van 4 %)? Dan kan het referentieaantal van het overnemende bedrijf opgehoogd worden met het referentieaantal ( aantal runderen op 2 juli 2015 zonder korting).
Voorbeeld 1:
Beëindigd bedrijf A heeft zijn bedrijf in zijn geheel overgedragen aan B.
A was grondgebonden en hield op 2 juli 2015 100 GVE. Overnemend bedrijf B krijgt dit referentieaantal van 100 GVE.
Voorbeeld 2:
Beëindigd bedrijf A heeft zijn bedrijf in zijn geheel overgedragen aan B.
A was niet grondgebonden en hield op 2 juli 2015 100 GVE (referentieaantal van 100-4 = 96). Overnemend bedrijf B krijgt dit referentieaantal van 96 GVE.