De vervanging van de melkveestapel in 2016 was met 29% op een herkenbaar Nederlands melkveebedrijf vrij gemiddeld ten opzichte van andere belangrijke zuivellanden. Dit niveau is vergelijkbaar met het vervangingspercentage in Duitsland. Maandelijks publiceert Verantwoorde Melkveehouderij een specifiek kengetal. Deze maand ligt de focus op het vervangingspercentage van de veestapel.
Europees niveau: Ierland vervangt de minste koeien
In 2016 was het vervangingpercentage op een gemiddeld melkveebedrijf 29%. Met dit percentage is het Nederlands melkveebedrijf vrij gemiddeld ten opzichte van andere belangrijke zuivellanden. Het vervangingspercentage bij de Duitse veehouders ligt op een vergelijkbaar niveau. Het typische Franse bedrijf zit met 31% hoger. Binnen Europa is de jaarlijkse vee-vervanging op Deense bedrijven zeer hoog met meer dan 40%. Op het typische Ierse melkveebedrijf gaan de koeien daarentegen veel langer mee: ongeveer 20% van de veestapel wordt jaarlijks vervangen (zie figuur 1).
Wereldniveau: Argentinië vervangt de meeste koeien
In Australië en Nieuw Zeeland ligt de vee-vervanging iets lager dan in Nederland. Deze ligt namelijk tussen de 25 en 30%, op een vergelijkbaar niveau als in Nederland. In de Verenigde Staten ligt het niveau, net als in Denenmarken, iets boven de 40%. Van alle belangrijke zuivellanden heeft het typische melkveebedrijf in Argentinië het hoogste vervangingspercentage: 44% van alle koeien wordt hier jaarlijks vervangen door vaarzen (zie figuur 1).
Verwachte daling vervangingspercentage
Vanwege het fosfaatreductieplan en het stelsel van fosfaatrechten kan de situatie na 2016 wel wat veranderd zijn voor Nederland. Mogelijk is het vervangingspercentage van het typische Nederlandse melkveebedrijf wat gedaald.
Figuur 1: Vervangingspercentage veestapel in 2016
Bron: Verantwoorde Veehouderij