Aanstaande maandag overlegt de Tweede Kamer over enkele wijzigingen in het fosfaatrechtenstelsel. De belangrijkste onderdelen zijn het mogelijk maken van een afromingsvrije lease en een wijziging van de definitie van melkvee. Bij de introductie van het fosfaatrechtenstelsel heeft LTO hier al voor gepleit. In de aanloop naar het overleg heeft LTO Nederland verschillende voorstellen gedaan waarmee de regelgeving beter aansluit op de praktijk van het boerenbedrijf.
“Het is een goed nieuws dat afromingsvrije lease nu eindelijk mogelijk wordt gemaakt. Het kan wel beter: stel de grens voor afromingsvrij verleasen op 250 kg of 500 kg in plaats van 100 kg,”; zegt Wil Meulenbroeks, voorzitter LTO vakgroep Melkveehouderij. “De afroming van rechten die van eigenaar wisselen moet ook omlaag, van 20 procent naar maximaal 10 procent.”
Het is alweer twee jaar geleden dat LTO reageerde op de door LNV voorgestelde wetswijziging. Het is daarom jammer dat het afschaffen van afroming bij verleasen niet voor de jaarwisseling is doorgevoerd, zoals LTO eerder ook vroeg. Dan hadden melkveehouders nog in 2021 gebruik kunnen maken van de goede aanpassingen in de wet. De Tweede Kamer had hiertoe ook opgeroepen door een motie van de SGP en VVD aan te nemen vorige zomer, maar deze wens werd door de voormalige minister Schouten terzijde gelegd.
Afroming naar 10 procent
In een oproep aan de Tweede Kamer vraagt LTO om het afromingspercentage voor fosfaatrechten weer terug te brengen naar 10 procent. LTO heeft hier herhaaldelijk voor gepleit bij het ministerie van LNV. Onder minister Schouten werd dit uitgesteld tot het totaal aantal rechten onder het fosfaatplafond is gekomen. Het is nu aan haar opvolger om deze stap te zetten. In het debat moet blijken of deze drempel inmiddels is gehaald. Ook roept LTO op om de hoeveelheid fosfaatrechten die afromingsvrij te verleasen is te verhogen van 100 kg naar 250 of 500 kg. Dit sluit beter aan bij de praktijk, terwijl het geen nadelige effecten heeft.
Willekeur bij controles
Melkveehouders mogen niet meer melk produceren dan het geregistreerde aantal fosfaatrechten toelaat. Om praktische redenen werd bij het toekennen van de rechten uitgegaan van de hoeveelheid melk die een melkveehouder leverde aan de fabriek. Formeel is het echter zo dat uitgegaan moest worden van de volledige hoeveelheid geproduceerde melk. Dus ook de melk die op het bedrijf zelf gebruikt wordt voor de kalveren en eigen gebruik. Grofweg de helft van de boeren tekende daarom in 2017 bezwaar aan. Ze vroegen bij de RVO om ook de niet-geleverde melk mee te rekenen bij het toekennen van de fosfaatrechten.
Bij controles en handhaving van de fosfaatrechten op boerenbedrijven door de NVWA is er nu sprake van willekeur of er gecontroleerd wordt op de geproduceerde liters of op de aan de fabriek geleverde liters. De NVWA en RVO wijzen naar elkaar en een heldere richtlijn ontbreekt. LTO roept de Tweede Kamer op om deze hiaat in de controle op te lossen. Zodat melkveehouders gecontroleerd worden op basis van de categorie waarop ze indertijd de rechten hebben toegekend gekregen.
Bron: LTO Nederland