Agrarische ondernemers kiezen maar zelden voor een commanditaire vennootschap (cv). Toch biedt deze samenwerkingsvorm veel voordelen voor zowel de beherende als de stille vennoot. Met name wanneer er een gezamenlijke bedrijfsvoering plaatsvindt bij de verhandeling of overdracht van fosfaatrechten. Aldus DLV advies.
Het verhandelen van fosfaatrechten. Het is al jaren gesneden koek en aanleiding tot discussie vanwege het beleid van RVO aangaande de kortingsproblematiek. Een commanditaire vennootschap kan uitkomst bieden. “Echter wanneer deze vorm van samenwerking enkel wordt opgericht met als doel het voorkomen van de 20 procent afroming, is een afromingsvrije overdracht vaak niet mogelijk” waarschuwt Jan Dortmans, Adviseur Financieel Management en veel betrokken bij de verhandeling in fosfaatrechten.
Bescherming resterend vermogen
De nadelen, zoals de prijs en de fiscale aspecten bij reguliere koop of lease, kunnen een overweging zijn om over te gaan op een commanditair vennootschap. Bij deze bijzondere vorm van een VOF zijn twee soorten vennoten; De beherende vennoot, de groeier, die dagelijks de leiding heeft over het bedrijf. En de stille vennoot, de stopper, die enkel financieel betroken is. Deze samenwerkingsvorm komt, naast de overdracht van fosfaatrechten ook in beeld als een stille vennoot toetreedt om het bedrijf extra geldmiddelen te verschaffen voor de financiering van bijvoorbeeld de groei van de onderneming, bij arbeid en bij (gedeeltelijke) bedrijfsoverdrachten zoals vee en grond.
Jan; “Een bedrijfsoverdracht wordt op deze wijze op een voordelige en eenvoudige manier vormgegeven waarbij het niet alleen gaat om het ontlopen van de 20 procent afroming. De groeier heeft als voordeel dat hij een lagere prijs betaalt dan de huidige marktwaarde fosfaatrechten. Het biedt de stopper, naast fiscaal voordeel, bescherming van het resterende vermogen. De stille vennoot blijft namelijk ondernemer. Daarnaast geeft het de stille vennoot de mogelijkheid om stapsgewijs ‘te wennen’ aan de overname. Hij blijft tot de duur van de commanditair vennootschap van minimaal 3 jaar, eigenaar van het ingebrachte vermogen.”
Maatwerk
RVO hanteert bij afromingsvrije overgang van fosfaatrechten een aantal voorwaarden. Zo dient de overeenkomst aan eerste-, tweede- derdegraads bloed- of aanverwanten te worden overgedragen of er dient sprake te zijn van een erfopvolging. Ook kan er een afromingsvrije overgang plaatsvinden tussen partners (huwelijk of geregistreerd partnerschap) en wanneer de fosfaatrechten in hetzelfde kalenderjaar teruggaan naar het bedrijf waar deze rechten vandaan kwamen. Wanneer hier niet aan kan worden voldaan, en er eveneens geen sprake is van een daadwerkelijke materiële samenwerking (arbeid, grond of vee) tussen de beherende en de stille vennoot, conform de Meststoffenwet, geldt de 20 procent afroming.
“De aanvraag van een commanditaire vennootschap is daarom altijd maatwerk. De partijen moeten kunnen aantonen dat ze aan minimaal één van deze voorwaarden voldoen”, geeft Jan aan. “Wanneer er enkel sprake is van een materiële samenwerking, zal RVO de beoordeling baseren op de duur van de samenwerking, het financiële risico en of de inbreng verder gaat dan de verhandeling in fosfaatrechten. Een intensieve samenwerking én een ‘klik’ tussen de ondernemers is dan ook essentieel beide goedkeuring van deze vorm van bedrijfsvoering”.
Toch een lease of koopconstructie?
Jan weet dat er nog veel vragen zijn over deze samenwerking. “Het oprichten van een commanditaire vennootschap is daarbij niet voor ieder bedrijf interessant. Het gaat met name over minimale hoeveelheden van 2.000 kg fosfaatrechten. Bij kleinere hoeveelheden is het interessanter om te kijken naar bijvoorbeeld een lease-koopconstructie. Toch, wanneer de verstandhouding tussen de partijen goed is, en beide bewust zijn van de voor- en nadelen en van het feit dat ze in de praktijk, juridisch en financieel een verbintenis aangaan, is een commanditaire vennootschap constructie een prima mogelijkheid.” aldus Jan.
Bron: DLV Advies