Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft op woensdag 9 januari uitspraak gedaan in een aantal zaken over fosfaatrechten. Het gaat om beroepen van melkveehouders tegen de door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (minister) op grond van de Meststoffenwet vastgestelde fosfaatrechten. Per 1 januari 2018 geldt het fosfaatrechtenstelsel.
De minister kent fosfaatrechten toe op basis van, onder andere, het melkvee dat op 2 juli 2015 op het bedrijf is gehouden. Het is verboden in een kalenderjaar meer fosfaat met melkvee te produceren dan het toegekende fosfaatrecht.
Volgens de melkveehouders is de vaststelling van fosfaatrechten in strijd met hun eigendomsrecht. Zij beroepen zich in dat verband op artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EP), waarin dit recht wordt beschermd.
Heropeningsbeslissing
Na de zitting van 26 september 2018 heeft het CBb deze zaken bij beslissing van 17 oktober 2018 heropend om de betrokken melkveehouders de gelegenheid te geven hun individuele omstandigheden nader toe te lichten. Dit is gebeurd in verband met de vereiste beoordeling of in een individueel geval sprake is van een onevenredige last ten gevolge van het fosfaatrechtenstelsel, die in strijd is met artikel 1 van het EP. Nadat de minister heeft gereageerd op de nadere toelichting van de melkveehouders, heeft op 21 november 2018 een vervolgzitting plaatsgevonden.
Alle omstandigheden betrekken in individuele beoordeling
In de uitspraken van vandaag heeft het CBd de inviduele omstandigheden van de betrokken melkveehouders beoordeeld om na te gaan of sprake is van een onevenredige last. Daarbij speelt bij de verschillende melkveehouders een grote diversiteit aan feiten en omstandigheden die ten aanzien van elke veehouder afzonderlijk in onderling verband en hun totaliteit zijn bezien. Ten aanzien van één van de betrokken veehouders oordeelt het CBb bij weging van de individuele omstandigheden dat een onevenredige last aanwezig is. Het gaat in dit geval om een veehouder die zowel varkens als melkvee hield, maar onder meer door persoonlijke omstandigheden heeft besloten om te schakelen naar een bedrijf met uitsluitend melkvee.
Volgens het CBb is de keuze voor deze omschakeling vanwege de bijzondere omstandigheden begrijpelijk. De melkveehouder heeft aannemelijk gemaakt dat de continuïteit van zijn bedrijf als gevolg van het fosfaatrechtenstelsel in gevaar is en dat hij een zware financiële last ondervindt. Ook is van belang dat met de uitbreiding van de melkveetak niet meer wordt gecompenseerd dan het wegvallen van de inkomsten van de varkenshouderij. Het CBb bepaalt dat de minister binnen zes weken een nieuwe beslissing moet nemen. Het ligt nu op de weg van de minister om te bepalen in welke vorm en omvang de veehouder compensatie moet worden geboden.
In alle andere zaken heeft het CBb geconcludeerd dat geen sprake is van een onevenredige last.
Bron: Rechtspraak, 09-01-2019