De tabellen met de forfaitaire excretie van stikstof en fosfaat worden af en toe herzien. Op dit moment ligt er een concept herziening ter inzage voor een internetconsultatie. Wat zijn de belangrijkste wijzigingen in de excretietabellen en voor welke bedrijven heeft dit de grootste gevolgen?
Nieuwe excretietabellen vanaf 2020
Het is de bedoeling dat de nieuwe excretietabellen vanaf 1 januari 2020 gaan gelden. Het algemene beeld is dat de fosfaatnormen enkele procenten zijn gedaald en de stikstofnormen flink lager zijn. Vooral bij dieren op vaste mest is de stikstofexcretienorm fors gedaald. Soms meer dan 20%. Het venijn zit niet in de grote lijnen, maar meer in de details.
Biologisch: andere normen
Voor biologisch golden er vaste (lagere) normen. Deze vervallen. De berekening van de mestproductie van biologisch vee wordt vergelijkbaar met gangbaar vee. Wel zijn er voor sommige diersoorten (schapen, geiten, varkens en kippen) andere excretietabellen voor biologisch vee dan voor gangbaar vee.
Is er geen specifieke tabel voor biologisch? Dan is de gangbare tabel van toepassing. Deze wijziging betekent dat de stikstofexcretie voor sommige diersoorten nogal stijgt. Bij een biologische melkkoe in een ligboxenstal met een productie van 7.500 kg melk en een ureum van 22 is de stijging bijvoorbeeld bijna 12%.
Hogere en lagere melkproducties in excretietabellen
De excretietabel van melkkoeien liep van 5.624 kg melk per koe tot en met 10.624 kg melk per koe. Omdat er steeds meer bedrijven buiten deze range vallen, wordt de tabel uitgebreid. De nieuwe tabel gaat van 2.625 kg tot en met 14.874 kg melk per koe. De tabel is samengesteld door vanaf de gemiddelde koe (8.447 kg melk, ureum 22,4) de excretie te berekenen en met vaste stapjes per klasse de tabel naar boven en beneden uit te breiden.
Voor bedrijven met een gemiddelde productie heeft dit als gevolg dat de excretie iets daalt. De lagere fosfaatexcretie zorgt ervoor dat er binnen de fosfaatrechten krap 1% meer koeien gehouden kunnen worden. Voor bedrijven met een hogere productie kan er wel veel veranderen. Konden deze eerder nog ‘vrij’ extra melken, straks hebben zij hier wel extra fosfaatrechten voor nodig. Het omslagpunt zit bij een melkproductie van 11.125 kg per koe.
Nieuwe vaste melkproductienorm voor zelfzuivelaars
Zelfzuivelaars, bedrijven die meer dan 50% van hun melk zelf verwerken, mochten altijd rekenen met een vaste melkproductie van 7.500 kg per koe en een ureum van 26. Deze norm is in 2006 vastgesteld en wordt nu herzien. Zelfzuivelaars met een gangbaar bedrijf moeten gaan rekenen met een gemiddelde melkproductie van 8.447 kg melk per koe en een ureum van 22,4. Biologische zelfzuivelaars moeten rekenen met 6.580 kg melk per koe en een ureum van 22.
Melkkoe onder voorwaarden weide- of zoogkoe
Een melkkoe die wordt afgemest, kan onder voorwaarden een weide- of zoogkoe worden (code 120). Deze telt dan niet meer mee voor de fosfaatrechten. De voorwaarden hiervoor worden aangescherpt. Zo moet een melkkoe minimaal 12 maanden geleden een kalf hebben gekregen, voordat deze een weide- of zoogkoe kan worden.
Meer informatie
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met Countus via het contactformulier (even helemaal naar beneden doorscrollen).
Bron: Countus