Het einde van de ‘derogatie’ is in zicht. Vanaf 2026 zal Nederland geen gebruik meer kunnen maken van de toestemming die onder strikte voorwaarden werd verleend door de Europese Commissie sinds 2006, tegelijkertijd met de invoering van het stelsel van gebruiksnormen. ABAB schreef een artikel met de voorwaarden en gevolgen van de afbouw van derogatie.
Wettelijk kader
In de Meststoffenwet is het stelsel van gebruiksnormen vastgelegd. Dat bestaat uit drie gebruiksnormen:
- de gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen;
- de stikstofgebruiksnorm voor meststoffen;
- de fosfaatgebruiksnorm voor meststoffen.
Uitgangspunt van dit stelsel is een verbod op het gebruik van meststoffen, tenzij de gestelde normen niet worden overschreden. De gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen is bepaald op 170 kilo stikstof per hectare per jaar. Dit komt voort uit de Europese Nitraatrichtlijn. Derogatie maakt het mogelijk om van deze norm af te wijken als de Europese Commissie instemt.
De recente derogatiebeschikking, geldig van 2022 tot 2025, werd op 30 september 2022 vastgesteld. Voorwaarden uit de derogatiebeschikking 2022-2025 werden nationaal geïmplementeerd in de mestwetgeving.
Voorwaarden en kosten derogatie
Om in aanmerking te komen voor derogatie in 2023, moesten agrarisch ondernemers voldoen aan verschillende voorwaarden, waaronder:
- de 80% graslandeis;
- de periode van graslandteelt;
- het aanvragen van de derogatievergunning;
- grondbemonstering;
- en het bijhouden van een bemestingsplan en mestboekhouding;
- ook mag er geen gebruik meer gemaakt worden van fosfaat uit kunstmest.
Deelname aan derogatie brengt kosten met zich mee, waaronder leges bij het aanvragen van een derogatievergunning en monitoringkosten voor milieueffecten. Deze kosten variëren en zijn afhankelijk van het oppervlakte landbouwgrond dat in gebruik is.
Als u in aanmerking komt voor derogatie mag u een hogere gebruiksnorm voor dierlijke meststoffen hanteren dan de standaardnorm van 170 kg N/ha. Echter, de derogatie wordt de komende jaren afgebouwd en vanaf 2026 geldt voor heel Nederland de standaardnorm.
Gevolgen afbouw derogatie en subsidie voor behoud van grasland
De afbouw van derogatie heeft verschillende gevolgen voor uw landbouwbedrijf. Denk hierbij aan extra mestafzetkosten, mogelijk meer gebruik van kunstmest, verschuiving van het uitrijmoment van dierlijke mest, mogelijke omzetting van grasland naar bouwland en langetermijneffecten op bodemkwaliteit en vruchtbaarheid.
Subsidie behoud graslandareaal
Om het behoud van graslandareaal te stimuleren, is er een subsidie beschikbaar gesteld. Deze subsidiemodule is gericht op derogatiebedrijven en heeft als doel het behoud van grasland in Nederland. Het biedt tijdelijke ondersteuning voor de gevolgen van derogatieafbouw en het niet meer kunnen aanvragen van derogatievergunningen.
De subsidie is beschikbaar voor derogatiebedrijven die in 2021 of 2022 over een derogatievergunning beschikten en deze opnieuw aanvragen. Ook bedrijven waarvoor geen derogatienorm meer geldt, kunnen aanspraak maken op de subsidie. De hoogte van de subsidie varieert en is afhankelijk van de terugval in mestplaatsingsruimte en het aantal hectare in gebruik. Per bedrijf is de subsidie maximaal € 20.000 over een periode van drie jaar.
Intrekken derogatievergunning
De overheid kan een derogatievergunning intrekken als u niet aan de voorwaarden voldoet. In dat geval geldt de standaardnorm van 170 kg N/ha. Het is ook mogelijk dat u zelf de vergunning intrekt. Ook dan moet u legeskosten betalen. Als een bedrijf de derogatie uiterlijk 15 mei van het betreffende kalenderjaar intrekt, worden de monitoringskosten niet in rekening gebracht.
Wat zijn de praktijkgevolgen van de afbouw van derogatie?
De afbouw van derogatie leidt tot een veranderend speelveld voor landbouwbedrijven, met gevolgen voor mestafzet, mestmarkt en gebruik van kunstmest. De subsidiemodule voor behoud van graslandareaal probeert de gevolgen te verzachten, maar de langetermijneffecten op bodemkwaliteit en vruchtbaarheid blijven nog onzeker. De praktijk zal de komende jaren moeten uitwijzen of deze subsidie effectief is in het behouden van graslandareaal in Nederland.