Op 7 februari 2017 vindt in de Eerste Kamer een hoorzitting plaats over fosfaatreductie. Jan Willem Erisman presenteert de visie van het Louis Bolk Instituut.
Het voorliggende wetsvoorstel fosfaatrechtenstelsel heeft tot doel de fosfaatproductie te beperken om blijvend aan de derogatie te voldoen. De wet grondgebondenheid reguleert (deels) de groei van de melkveehouderij met de eis dat een deel van de groei grondgebonden moet zijn. Hierbij wordt dus niet vanuit de milieugebruiksruimte geredeneerd maar vanuit zo min mogelijk productiebeperking om te voldoen aan de derogatievoorwaarden. Gebleken is dat als de rundveesector niet gereguleerd wordt, agrarische ondernemers méér uitbreiden en investeren dan de milieugebruiksruimte in Nederland toelaat.
Zo is na het afschaffen van het melkquotum de rundveestapel fors gegroeid en daarmee ook de milieubelasting, niet alleen wat betreft fosfaat. De maatschappij vraagt om verduurzaming van de productie, maar er is onvoldoende zicht op hoe deze voorstellen hieraan bijdragen.
Wij zien de volgende bezwaren tegen de huidige vorm van het fosfaatrechtenstelsel:
- De wetvoorstellen zijn zeer ingewikkeld, zeker wanner de interactie met andere regelgeving voor de sector in ogenschouw wordt genomen. Er wordt ingezet op technologische maatregelen, terwijl er veel onzekerheid is over de uitwerking in de praktijk. Dit vereist dus van meet af aan een intensieve monitoring, borging en handhaving, met alle risico’s van dien. Verder is te verwachten dat naast de fosfaatproblematiek andere knellende dossiers zullen leiden tot verdere regulering van de productie: denk hierbij aan klimaat (na het Parijs-akkoord en de klimaatneutrale groei die niet gehaald wordt), stikstof (ook hier worden de normen overtreden en wordt met de huidige ontwikkeling niet voldaan aan de eisen van de PASwetgeving), toenemend risico op antibiotica resistentie, biodiversiteitsverlies en toekomstige maatregelen om die te beperken, teruglopende landschapskwaliteit, gebrek aan dierenwelzijn en sociaaleconomische problemen als het verdwijnen van familie- en gemengde bedrijven, en vergaande intensivering en schaalvergroting. Wij constateren dat er elke keer deeloplossingen worden gezocht zonder uit te gaan van een algehele visie op agrarische productie in Nederland, waarin knelpunten integraal worden opgepakt. Hierdoor blijven we kosten afwentelen op de maatschappij die daarmee opdraait voor kosten die de zuivelindustrie maakt om te kunnen exporteren.
- De aanpak is er nu op gericht om hoogproductieve bedrijven zo groot mogelijke ruimte te bieden. Vrij verhandelbare fosfaatrechten brengen met zich mee dat we alleen in Nederland ‘lucht’ gaan verhandelen, wat consequenties kan hebben voor de concurrentie op de Europese markt. Verder krijgen binnen Nederland grotere bedrijven mogelijk een grotere concurrentiekracht dan kleinere, omdat ze over een groter economisch vermogen aan fosfaatrechten gaan beschikken. Consequenties kunnen zijn dat kleinere bedrijven minder makkelijk kunnen groeien, terwijl grotere juist een grotere financiële buffer krijgen die ingezet kan worden om door te groeien. Tot slot bestaat er een groot risico op prijsopdrijving die ten koste gaat van duurzame maatregelen.
Alternatief
Veel beter zou het zijn om de aanpak van de rundveesector te baseren op de voorbeeldbedrijven en koplopers die laten zien dat grondgebonden veehouderij met lage milieubelasting mogelijk is. Door de regelgeving af te stemmen op dit soort bedrijven en te vertalen naar de rest van de rundveesector kunnen faciliterende maatregelen en regelgeving hen stimuleren door te groeien naar een beter presterend en minder milieubelastend bedrijfsmodel. We schuiven dan van generieke regelingen met veel uitzonderingen, naar meer bedrijfsspecifieke regels. Uiteindelijk hebben we veel meer maatwerk nodig om zowel op het vlak van klimaat, als van milieu en dierenwelzijn stappen te kunnen zetten.
Gezien het grote aantal factoren dat een rol speelt is een systeemaanpak wenselijk om de ontwikkeling van de rundveesector in Nederland binnen de grenzen van de leefomgeving, klimaat en dierenwelzijn te houden. Vanuit de systeemgedachte is echte grondgebondenheid een goede basis voor een sterk vereenvoudigd en goed presterend systeem. Grondgebondenheid betekent voer uit de eigen regio en mestafzet in die regio. Een gezonde bodem is daarbij het uitgangspunt. Hiertoe zou een norm voor aantal stuks rundvee per hectare gecombineerd met weidegang en gemaximeerde melkproductie zeer goed kunnen voldoen: aantal stuks rundvee om de nutriëntencyclus binnen de normen te houden en bij te dragen aan een gezonde bodem en gemaximeerde melkproductie per koe om het dierenwelzijn te reguleren.
Bron: Louis Bolk Instituut – Jan Willem Erisman