Om problemen met maagdarmwormen bij volwassen koeien te voorkomen, is het gewenst dat jongvee hier al weerstand tegen opbouwt. Het is de bedoeling dat de kalveren deze weerstand tegen maagdarmwormen na afloop van het eerste weideseizoen hebben opgedaan, met zo min mogelijk schade door deze besmetting.
Een besmetting met maagdarmwormen is niet altijd even duidelijk te zien. Verschijnselen zijn:
- verlies aan eetlust;
- achteruitgang van de algehele conditie, verlies van lichaamsgewicht;
- een ruw haarkleed;
- diarree.
Vaak is het op het oog niet duidelijk of en in hoeverre er een besmetting heeft plaatsgevonden. Bij het opstallen komt dan vaak de vraag weer op of het nodig is de dieren te behandelen.
Bloedonderzoek naar het pepsinogeengehalte bij kalveren geeft inzicht in welke mate een dier op dat moment (nog) schade ondervindt van maagdarmwormlarven en daarmee of behandeling zinvol en nodig is.
GD biedt individueel en gepoold bloedonderzoek op pepsinogeen aan. Bij gepoold bloedonderzoek laat u van vijf dieren uit dezelfde diergroep bloed tappen. De uitslag helpt u om, in overleg met uw dierenarts, te bepalen of een opstalbehandeling nodig is. Pepsinogeenonderzoek is zinvol tot uiterlijk een week na het opstallen.
Bron: GD Diergezondheid, 27-09-2018