Onbemeste bufferstroken langs sloten zijn een maatregel om de belasting van oppervlaktewater te verlagen. Met behulp van de BedrijfsWaterWijzer (BWW) heeft een aantal Koeien & Kansen-deelnemers geëxperimenteerd met deze stroken. De ervaringen zijn over het algemeen positief.
Oppervlakkige afspoeling naar sloten en ondiepe afspoeling naar de sloot via de grond vormen een gevaar voor de slootwaterkwaliteit. Deze gevaren zijn tweeledig. Allereerst is er de afspoeling van met name stikstof (nitraat) en fosfor (fosfaat). Als tweede is er het gevaar van ongewenste slootvervuiling met gewasbeschermingsmiddelen. Beide zijn schadelijk voor de flora en fauna en dus nadelig voor de biodiversiteit van de oevers en het oppervlaktewater.
Onbewuste afspoeling
Veel veehouders denken dat er op hun bedrijf geen afspoeling voorkomt. Toch zullen ze vaak erkennen dat er soms plassen op het land staan na een periode met heftige neerslag. Dan mag je er wel van uitgaan dat zo’n plas kan overlopen naar de sloot, als er niet al eerder afspoeling heeft plaats gevonden via geultjes. Afspoeling vindt dus ook plaats bij heftige buien zonder dat de veehouder het opmerkt.
Onbemeste bufferstroken zijn erg effectief voor het tegengaan van oppervlakkige afspoeling en zijn dan ook op diverse bedrijven opgenomen in de BWW-plannen. De vuistregel is dat de directe belas- ting van sloten bij een onbemeste strook van minder dan drie meter met vijftig procent afneemt. Bij een onbemeste strook van meer dan drie meter is dat zelfs 75 procent.
Bufferstroken
Om beekwaterkwaliteit te beschermen werkt men in beekdalen soms met bufferzones van tientallen tot honderden meters breed. Daarnaast wordt er onderscheid gemaakt tussen natte en droge bufferstroken. Droge bufferstroken zijn stroken die niet verlaagd zijn ten opzichte van het maaiveld. Voor het specifiek bestrijden van nitraatuitspoeling kan juist een verlaagde natte strook extra interessant zijn, maar de praktijk zal dit niet snel overwegen vanwege de aanlegkosten.
Bufferstroken en productieruimte
Bufferstroken gaan ten koste van landbouwgrond. Als je alleen kijkt naar opbrengst dan vallen die kosten in de praktijk mee. Maar als dit oppervlak buiten de mestwetgeving moet worden gehouden, betekent dat soms meer mestafvoer én dus extra kosten. De keuze voor de meest effectieve maatregel is maatwerk.
Het voorkomen van veel mest op een stroombaantje naar de sloot of het blokkeren en opvangen van dat stroompje voordat het in de sloot terecht komt, kost weinig oppervlakte en kan, mits goed uitgevoerd en geplaatst, ook heel effectief kan zijn. Het trekken van sleufjes naar de sloot om van een plas water af te komen veroorzaakt een directe kortsluiting van het maaiveld met het oppervlaktewater en is daarom ongewenst.
Vooral op weidepercelen is het belangrijk om de plekken met afspoelrisico in kaart te brengen. In de praktijk houden koeien zich vaak op bij een drinkwaterbak of een hek voor de dam of voor schaduw onder een boom. Op die plaatsen valt relatief veel mest en urine, die dan een bron zijn voor het afspoelen van stikstof en fosfaat naar de sloot.
Eén van de Koeien & Kansen-ondernemers heeft om die reden ook de drinkwaterbak verder van de sloot af geplaatst. Ook kopakkers zijn een aandachtspunt, omdat daar de bodem vaak verdicht is en de opbrengst minder, waardoor meer afspoeling plaatsvindt. Sommige veehouders kiezen er al voor om deze kopakkers minder te bemesten. De beschikbare mest werkt immers beter op productievere plekken.
Ondiepe afspoeling door de grond
Behalve via oppervlakkige afspoeling kunnen nutriënten ook door de grond naar de sloot uitspoelen. Ondiepe afvoer vindt vooral plaats op percelen met een hogere grondwaterstand en/of met een ondiepe slecht doorlatende bodemlaag. Onbemeste bufferstroken kunnen dan effectief zijn om de belasting van oppervlaktewater te beperken.
Vooral op zogenaamde fosfaatlekkende gronden is het zinvol om in een bufferstrook geen fosfaat aan te voeren met mest en wel fosfaat af te voeren met gewasopbrengst. Dit verschraalt de bodem in de strook en beperkt de belasting van het oppervlaktewater.
Bloemrijke bufferstroken
Het handhaven van een schralere strook naast de sloot kan ook bijdragen aan meer biodiversiteit. Het voorkomt bovendien dat mest of kunstmest direct in de sloot komt, doordat de machines verder van de sloot blijven. Ook de belasting met bestrijdingsmiddelen via meespuiten en drift kan dan afnemen.
Een ander aandachtspunt, vooral op bouwland, is dat bij een verdere verschraling soms extra beheer nodig is om zo verspreiding van onkruiden te voorkomen. Daar staat tegenover dat deze perceelranden een goede leefomgeving zijn voor natuurlijke plaagbestrijders en bijdragen aan biodiversiteit in het algemeen.
Bufferstroken in de praktijk
Bij het analyseren van Koeien & Kansen-bedrijven is afspoeling een belangrijk aandachtspunt. De analyse let op het risico van oppervlakkige afspoeling en ondiepe afspoeling. Een aantal Koeien & Kansen-deelnemers heeft bufferstroken aangelegd op de verschillende grondsoorten zand, rivierklei en veen.
Melkveehouders Coen Hagoort in Waarder en Marinus de Vries in Stolwijk werken op veengrond. Zij hebben de bufferstroken gecombineerd met een pakket van Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb) via een gebiedscollectief. Hier ontvangen ze een vergoeding voor. Daarmee verplichten ze zich om geen bemesting en bestrijdingsmiddelen toe te passen in de laatste twee meter voor de sloot.
Hun ervaringen zijn over het algemeen positief. In dit gebied hebben ze te maken met veel slootkanten en het valt niet mee om productieve grassen tot aan de waterlijn te telen. Nu brengen ze de stroken tot waarde op een natuurinclusieve manier. Het is bovendien volgens hen vaak een fraai gezicht met al die bloeiende planten in de kant en biedt tevens een schuilplek voor kuikens in het voorjaar.
Maurice en Ankie van Erp in Maren-Kessel boeren op rivierklei. Ze hebben gekozen voor een bufferstrook naast de Rode Wetering en naast een dwarssloot. Sinds 2021 valt het onder het ANLb met voorwaarden, zoals niet bemesten, spuiten, of ploegen. De bemestingsruimte blijft intact.
“De strook naast de sloot is toch al minder productief en ook de mestbenutting is daar minder. Je kunt die mest beter benutten op de rest van je perceel. Ook moet je toch al uit de kant blijven met je kunstmeststrooier”, merkt Van Erp op. “Maar als de bemestingsruimte wordt ingetrokken naar rato van het oppervlak van 0,36 hectare is het niet meer gunstig voor ons, want dan moet ik extra mest afvoeren.”
Bron: Verantwoorde Veehouderij