Het weideseizoen staat voor de deur. Tijd om de strategie voor komend jaar te bepalen. Nieuwe en oude weiders kijken naar de mogelijkheden om de overgang van de stal naar de weide zo goed mogelijk te managen.
Binnenkort start het weideseizoen weer voor veel melkveehouders. Aangejaagd door de weidepremie neemt alvast in Nederland het aantal weiders de afgelopen jaren toe. Brancheorganisatie ZuivelNL liet in december weten dat inmiddels 83 procent van de melkveehouders een vorm van weidegang toepast, waarvan 76,6 procent minimaal 6 uur per dag over een periode van 120 dagen. In Vlaanderen ligt dat percentage lager omdat er vanuit de zuivelindustrie geen grote stimulans ligt om weidegang toe te passen.
Bemesting
Nu het begin van het bemestingsseizoen is aangekomen, moet er ook weer gekeken worden naar de concrete planning voor het komende weideseizoen. “
“Welk platform kies je? En hoe ga je daar met je bemesting mee om? Dat zijn inderdaad vragen die nu leven”, vertelt Dirk van den Heuvel, adviseur bij mengvoerbedrijf De Samenwerking. Hoewel Van den Heuvel in het hart van de Nederlandse veenweidegebieden werkzaam is en bijna 90 procent van zijn klanten al jarenlang aan weidegang doet, ziet hij dat de hernieuwde aandacht voor weidegang ook tot een kritische blik bij zijn klanten heeft geleid. “Veehouders kijken nu ook naar andere weidesystemen en beoordelen hun eigen werkwijze kritischer. In die zin heeft de opleving in weidegang ook geleid tot nieuwe inzichten bij ‘oude weiders’. Er zijn bedrijven die een ander weidesysteem gekozen hebben om zo hun weidegang te optimaliseren.”
Belangrijkste uitgangspunten bemestingsplan
Het toe te passen weidesysteem is één van de belangrijkste uitgangspunten voor het bemestingsplan. “Op basis van je weidestrategie bepaal je namelijk welke percelen je wil gebruiken als weidepercelen en als maaipercelen. Die bemest je zodanig”, geeft Klaas Agricola (rundvee-adviseur bij Agrifirm) aan. Hoewel het stikstofl everend vermogen van de grond de basis voor de bemesting vormt, komt het er in grote lijnen op neer dat een maaisnede met ongeveer 100-110 kilogram zuivere stikstof bemest wordt en een weidesnede met ongeveer 60-65 kilogram zuivere stikstof uit drijfmest en kunstmest. Een belangrijk uitgangspunt voor doelgericht bemesten is om de kuil- en bodemanalyses te raadplegen en zo te bepalen waar je staat.” De verhouding tussen maaipercelen en weidepercelen op het beweidbaar oppervlak is vervolgens weer afhankelijk van het gekozen weidesysteem en de ambitie van de veehouder. “Vaak wordt er gewerkt met wisselpercelen”, vertelt Agricola. “1/3e van het beweidbaar oppervlak wordt als weideperceel aangemerkt, 1/3e als maaiperceel en 1/3e als een wisselperceel dat je gesplitst bemest, zodat – wanneer weersomstandigheden ertoe dwingen – je alsnog kunt uitwijken naar extra percelen. Een droog voorjaar kan zo’n aanleiding zijn omdat de grasgroei zich niet voldoende ontwikkeld voor een maaisnede. Met wisselpercelen kom je dan niet in de knoei met het grasaanbod omdat je dan wat extra mogelijkheden hebt.”
Inscharen op graslengte
Na het bemesten is het wachten totdat het gras de gewenste lengte heeft bereikt. Ook hier is het gehanteerde weidesysteem doorslaggevend. Kies je voor Nieuw Nederlands Weiden – een variant op standweiden waar dagelijks een nieuw deelperceel wordt aangeboden en je na een paar dagen weer terugkomt op het eerste deelperceel – dan moet je eerder inscharen dan wanneer je kiest voor een systeem van omweiden. Philipsen: “Met inscharen ben je meestal te laat en zelden te vroeg. Begin je te laat met weiden bij roterend standweiden, dan is het gras in het laatste deelperceel alweer te lang voor een goede opname. Bij (roterend) standweiden schaar je in op een lengte van 9-10 centimeter. Bij omweiden mag dat op een lengte van 15 centimeter.” Zeker in het voorjaar worden veehouders vaak verrast door de snelheid waarmee de grasgroei zich ontwikkelt. “Je moet het gras verrassen met de koe”, verklapt Agricola. “Het inschaarmoment is altijd eerder dan je zelf denkt.”