Een volledige ban op het gebruik van glyfosaat in de landbouw op korte termijn leidt ertoe dat agrariërs vaker andere pesticiden en ook niet-chemische alternatieven gaan gebruiken die per saldo niet per sé beter zijn voor mens, milieu, bodemleven en het klimaat. Daarvoor waarschuwen landbouwkundige praktijkonderzoekers van Wageningen University & Research in een notitie die op verzoek van de Tweede Kamer commissie LNV is opgesteld.
Aanleiding voor dit verzoek is het voorstel van de Europese Commissie om de toelating van glyfosaat met 10 jaar te verlengen. Lidstaten van de EU moeten in de komende maanden besluiten of ze instemmen met dit voorstel.
Toelating van glyfosaat wel of niet verlengd in Europa?
De opstellers van de notitie doen veel praktijkgericht onderzoek naar verduurzaming van de landbouw en zetten zich samen met collega’s uit andere disciplines ook in om het gebruik van glyfosaat en andere gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen.
Naar aanleiding van de vraag of de toelating van glyfosaat binnen Europa wel of niet verlengd moet worden, heeft de Tweede Kamercommissie LNV hen gevraagd uiteen te zetten wat vanuit landbouwkundig perspectief het nut van glyfosaat is. Daarnaast wilde de commissie weten welke alternatieven (chemisch én niet-chemisch) er zijn en hoe de experts van WUR de voor- en nadelen van deze alternatieven beoordelen.
Huidige alternatieven glyfosaat niet per se beter voor mens en milieu
De hoofdboodschap van de opgestelde notitie is: glyfosaat scoort landbouwkundig en qua haalbaarheid van investeringen in geld en menskracht beter dan de huidige alternatieven. Daarnaast zijn veel van de bestaande chemische alternatieven voor glyfosaat niet per se beter voor mens en milieu. Bovendien zijn veel van de huidige niet-chemische alternatieven (bijvoorbeeld ploegen) ongunstiger voor het bodemleven en het tegengaan van klimaatverandering.
De experts benadrukken in hun notitie dat zij geen pleidooi houden voor het op grote schaal toepassen van glyfosaat, maar dat zij vrezen dat het op korte termijn volledig uitbannen van het middel voor agrariërs niet per se een verbetering hoeft te zijn. Telers zullen namelijk in eerste instantie overstappen op andere bestaande chemische alternatieven, die landbouwkundig minder effectief zijn en daarom intensiever gebruikt zullen worden.
Plaats- en plantspecifieke aanpak
“Daarmee bereiken we het tegenovergestelde van wat we maatschappelijk willen, namelijk minder middeleninzet”, aldus Pieter de Wolf, senior praktijkonderzoeker en tevens projectleider van Boerderij van de Toekomst, een project in Lelystad van WUR dat akkerbouwers wil helpen hun bedrijfsvoering te verduurzamen.
“Bij Boerderij van de Toekomst sluiten we glyfosaat en andere gewasbeschermingsmiddelen niet a priori uit, maar gebruiken ze alleen als er geen goed alternatief is. Daarbij kiezen we bij voorkeur voor plaats- of plantspecifieke aanpak met middelen met de laagste milieurisico’s. Bij de toepassing wordt gestreefd naar minimale emissies. Deze strategie levert ons een grote reductie van de middeleninzet en milieurisico’s op, al zijn er wel verschillen tussen de jaren.”
Behoefte aan doorontwikkeling technologie
De Wolf en zijn collega’s schetsen daarom dat als we het gebruik van herbiciden als glyfosaat snel en stevig willen terugdringen, de inzet op gerichte, plaats- of liefst plantspecifieke toepassing het meest effectief is. Tegelijk constateren zij ook dat de technologie daarvoor nog niet voldoende is ontwikkeld en evenmin op grote schaal beschikbaar is voor agrariërs.
“Dit vraagt daarom extra inzet op de ontwikkeling en toepassing van technologie die bijvoorbeeld met behulp van camera’s, sensoren en Artificial Intelligence allerlei soorten onkruiden en aardappelopslag in allerlei gewassen kan herkennen en gericht behandelen. Daarbij is het cruciaal dat een aantal effectieve herbiciden met een relatief laag milieurisico beschikbaar blijft voor deze toepassingen, zoals glyfosaat. Het is ook belangrijk dat niet-chemische methoden, zowel mechanisch, thermisch, elektrisch of optisch, verder ontwikkeld en beproefd worden. Aandachtspunt bij die alternatieven is echter de energiebehoefte en de impact op de bodem.“
WUR bij rondetafelgesprek
De Wolf zal de notitie op 4 oktober in een rondetafelgesprek met de Kamercommissie toelichten. Ook WUR-onderzoeker Violette Geissen schuift bij het rondetafelgesprek aan. Zij is hoogleraar bodemdegradatie en landbeheer bij Omgevingswetenschappen, en doet onderzoek naar de milieugezondheidseffecten van pesticidenresten.
Bron: WUR