Het beste zaaimoment ligt tussen 20 april en 10 mei, in voldoende opgewarmde en opgedroogde, bezakte gronden, met een bodemtemperatuur op zaaidiepte vanaf 10°C.
Gevolgen van een te vroege zaai, van zaai in een koude grond of wanneer op de zaai koud weer volgt:
- vertraagde kieming
- onregelmatige veldopkomst
- verzwakking van de kiemplantjes
- verminderde werking van de toegepaste ontsmettingsmiddelen
- vertraagde wortelgroei
- verminderde opname van voedingsstoffen
- kans op vorstbeschadiging
Als de weers- en bodemomstandigheden goed zijn is de verleiding groot om vroeg te zaaien. Daarmee wordt echter ook de kans op schade door nachtvorst vergroot. Vriest de net bovengekomen maïs af, dan verliest u de voorsprong. Was de plant tijdens de nachtvorst reeds in het 5-bladstadium of verder, dan kunt u ervan uitgaan dat u opnieuw zal moeten zaaien. Bij een geringere lengte is na een paar dagen hergroei te verwachten.
Gevolgen van een te late uitzaai:
- warme grond: snelle kieming en jeugdgroei
- invloed van de daglengte: onder langere daglengte reageert maïs met een sterkere lengtegroei en daardoor een hogere kolfinplanting. De toegenomen lengtegroei betekent echter geen verhoging van de drogestofopbrengst, maar verhoogt wel het risico op legering.
- geen optimale benutting van het groeiseizoen, daardoor kans op een gebrekkige afrijping en kwaliteitsproblemen
- mogelijk structuurschade als gevolg van een verlate oogst.
De ervaring leert dat zaai na 1 juni zelden tot afdoende ds-gehaltes leidt. De gevolgen zijn verstrekkend:
- te lage zetmeelwaarde
- ds-gehalte van het ingekuilde gewas <30%
- aanzienlijke perssapverliezen
- lage vochtgehaltes in de kuil bevorderen tijdens het fermentatieproces Clostridia-bacterien (boterzuur) boven Melkzuurbacterien
- de pH in de kuil blijft steken bij 5
- de kuil stinkt
- slechte opname door het vee