De dassenpopulatie in Nederland heeft zich sinds 1980 krachtig hersteld. De das (Meles meles) is daardoor in grote delen van Nederland weer goed vertegenwoordigd. Het dier is echter ook een grote liefhebber van maïs. Hierdoor treedt lokaal soms schade op in de maïsteelt. Uit onderzoek in opdracht van BIJ12 blijkt nu dat de das zich richt op de vroegst bloeiende maïssoort. Met dit gegeven kunnen boeren hun voordeel doen.
BIJ12 is de uitvoeringsorganisatie die in opdracht van de provincies financiële tegemoetkomingen verleent aan boeren bij gewasschade, bijvoorbeeld veroorzaakt door dassen. BIJ12 doet echter ook onderzoek naar mogelijkheden om schade te voorkomen. In dat verband liet BIJ12 studie doen naar de invloed van maïsrassen op het eetgedrag van dassen. De studie werd uitgevoerd door de Zoogdiervereniging, Wageningen University & Research in samenwerking met Van Bommel Faunawerk.
"Met een vroegbloeiend maïsras in de buurt zal het laatbloeiende ras wellicht schadevrij blijven"
Aantrekkelijkheid maïsrassen
De hoofdvraag van deze dassenstudie richtte zich op de vraag of dassen onderscheid maken tussen maïsrassen. Oftewel of het ene maïsras aantrekkelijker wordt gevonden dan het andere ras. Maïs is voor dassen het meest aantrekkelijk in het ‘melkrijpe’ stadium. Binnen snijmaïs is er een ruime keuze tussen vroegbloeiende en laatbloeiende rassen, met een verschil in bloeitijd van enkele weken. De verwachting was dat het vroegbloeiende ras als eerste wordt gegeten. Het laatbloeiende ras zal, naar verwachting, schadevrij blijven, als er vroegbloeiende maïs in de buurt is. Deze verwachting blijkt nu dus te kloppen.
Drenthe en Limburg
De studie is uitgevoerd op twee hoofdpercelen: één perceel in Drenthe (De Kiel) en één perceel in Limburg (Nunhem). Dit waren percelen waar de afgelopen jaren regelmatig schade aan maïs door dassen is ontstaan. De proef werd aangevuld met negen kleinere plotjes op proefpercelen van Wageningen University & Research, verspreid over Nederland. In totaal waren er elf onderzoeklocaties. Op de percelen in Drenthe en Limburg zijn vijf verschillende rassen ingezaaid: ultra-vroeg, zeer-vroeg, vroeg, midden-vroeg en midden-laat. Daarmee is de variatie van rijpingstijdstip gebruikt die in Nederland gangbaar is. Vanaf half juli zijn de percelen wekelijks bekeken op de aanwezigheid van schade.
Dassenschade
Op de onderzoeklocaties waar schade door dassen werd geconstateerd, bleek de schade verreweg het grootst in de delen met ultra-vroege maïs. Het lijkt er op dat inzaaien van kleine delen van een maïsveld met ultra-vroege maïs, bijvoorbeeld op de kopakkers, de rest van het veld kan vrijwaren van schade door dassen, als daar tenminste een later afrijpend maïsras staat. Voor de agrariër biedt dit de mogelijkheid schade op een deel van het perceel te concentreren, bijvoorbeeld een marginaal of kwalitatief minder stuk land. Het overgrote deel van de maïs kan dan probleemloos geoogst worden, zonder dwarsliggende maïsstengels.
Begeleidingsgroep en klankbordgroep
Het onderzoek werd aangestuurd door een begeleidingsgroep bestaande uit BIJ12 en de provincies Drenthe en Limburg. In de klankbordgroep waren de LTO Noord, de LLTB en de dassenwerkgroepen Drenthe en Zuid-Nederland vertegenwoordigd.
Bron: BIJ12