Voordat je als ondernemer start met het opstellen van het bemestingsplan is het goed om de bemesting en het graslandgebruik over het afgelopen jaar te evalueren. De leerpunten uit 2015 kunnen meegenomen worden bij het opstellen van het nieuwe bemestingsplan in 2016.
Komend jaar gaat ieder melkveebedrijf de KringloopWijzer gebruiken. Voor bedrijven met derogatie hoort daar ook een bemestingsplan bij. Is dit een verplichte invuloefening? Of helpt het de ondernemer juist om tot een betere bemestingsstrategie te komen. Dat uiteindelijk moet leiden tot meer opbrengsten van een hogere kwaliteit in 2016. Wellicht zorgt het ook voor lagere kosten en een hogere benutting. Dit laatste geeft weer extra ruimte in de bemesting.
Eerst terugkijken, dan vooruit kijken
Als je terugkijkt kun je vaak veel leren en liggen verbeteringen voor de hand. Misschien is het bepalen van opbrengsten per perceel op dit moment nog toekomstmuziek. Ga al wel vast aan de slag met de gegevens die wel beschikbaar zijn:
- Zijn de grondanalyses actueel, kunnen alle percelen hetzelfde worden bemest voor N, P, K en S?
- Is onderscheid in dierlijke mest toch een must?
- Hoe vertaalt de bemesting en het oogstmoment zich de laatste jaren in de kwaliteit van de kuilen? Kijk in de map kuilanalyses en probeer drie opeenvolgende jaren te vergelijken, kijk naar ruw eiwit in relatie tot snedeopbrengst, N/S verhouding, NPN of nitraatstikstof en kaligehalte.
- Is het gelukt afgelopen jaar zo te bemesten zoals je wilde? Dit kun je terughalen uit het managementsysteem of van de GraslandGebruiksKalender als je dat hebt bijgehouden.
- Hoe was de mestverdeling tussen de gewassen en over het jaar? Was er steeds voldoende goede mest beschikbaar? Bijvoorbeeld eind april, toen de mais de grond in moest? Of eind augustus? Dat kan een belangrijke reden zijn om het komende jaar anders te plannen.
- Daarnaast moet op veel bedrijven weer (of meer) mest worden afgevoerd. Ook dat kan voor verrassingen zorgen als je de voorraad en de mestverdeling niet goed hebt ingepland.
Aan de slag voor 2016
Met de leerpunten uit 2015 kun je aan de slag met de planning voor 2016. Welke mest is er beschikbaar? Ligt het mestmonster op tijd klaar? Hoe ziet het bouwplan eruit, en vooral wat is de verhouding gras en maïs? Hoeveel gaat naar de maïs? Wat is dan over voor het gras? Waar wil je in eerste snede gaan weiden en waar gaan maaien? Hoeveel oppervlakte reserveer je daarvoor? Met de antwoorden kun je de planning voor de dierlijke mest voor de eerste snede maken. Daarna de kunstmest als aanvulling. Is er meer dan 50 kg NLV verschil, maak dan ook verschil in het jaarniveau voor de bemesting. Ieder perceel apart, dat kan. Maak eventueel twee groepen; één met hoog NLV en één met laag NLV. Percelen met een lage P-CaCl/P-PAE kunnen eventueel wat meer mest hebben of vooral opletten op voldoende water om de P tijdig zijn werk te laten doen.
De kaligift (drijfmest) mag niet te hoog voor de eerste snede zijn. Zorg later in het seizoen ervoor dat de maaipercelen op lichte grond voldoende kali krijgen. Zwavel tekort? In eerste en of tweede snede aanvullen via de kunstmest.
Bron: Verantwoorde Veehouderij