“De maisplant heeft veel meer potentie dan we er in Nederland uithalen. Maar dan moet alles in de bodem kloppen. Druppelirrigatie kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Helemaal interessant wordt het als je met het water ook meststoffen en andere hulpstoffen kunt meesturen”, vertelt ruwvoeradviseur Christiaan Bondt. In samenwerking met leverancier Rivulus legde hij een proef met druppelirrigatie aan op een melkveebedrijf in Oude Pekela.
Als adviseur ruwvoerteelt begeleidt Bondt melkveehouders in Nederland en Duitsland. Hij doet begeleiding bij de teelt van ruwvoer, van de bodem tot het uitkuilen en geeft daarbij advies op gebied van mest en bemesting, bodem, keuze zaaizaad, bouwplan, voederwinning en inkuilmanagement. Omdat de basis van een goede teelt begint in de bodem is hij altijd op zoek naar optimalisatie van het wortelmilieu. Dat draait vooral om een goede werking van het bodemvoedselweb. Vocht is hierin een onmisbare bouwsteen. “Als er niet voldoende vocht is, ligt het voedselweb stil. De plantengroei stopt en de mineralisatie valt stil. Deze komt langzaam weer op gang, waardoor bijvoorbeeld nitraat op het verkeerde moment beschikbaar komt. Als er dan een regenbui komt, ben je het kwijt. De kunst is het voedselweb en de plantengroei op gang te houden en dat kan alleen als er voldoende vocht is.”
Input beter benutten
Maistelers op zandgrond zijn volgens Bondt vaak tevreden met veertien à vijftien ton drogestof per hectare met 360 gram zetmeel per kilogram drogestof. “Maar in potentie kun je met snijmais, afhankelijk van het ras, wel aan de achttien ton komen met 420 gram zetmeel per kilogram drogestof. Dit betekent tweeduizend kilogram zetmeel meer van een hectare. Dan praat je met de huidige voerprijzen over zo’n duizend euro per hectare. Daarbij heb je ook nog eens mooier, geconcentreerder voer. Je benut mineralen efficiënter tijdens de teelt. De bemesting van snijmais wordt doorgaans afgestemd op een opbrengst van vijftig ton product per hectare. Maar hoe vaak komt zo’n opbrengst voor? Dan moet alles kloppen, zeker de vochtvoorziening. Zandgrond kan twintig tot 25 millimeter vocht vasthouden. Met beregenen geef je in één keer minimaal dertig. Gevolg: extra uit- en afspoeling van voedingsstoffen. Met druppelirrigatie geef je heel geleidelijk water. Je hebt een hogere waterefficiëntie en benut mineralen beter. Dit doe je ook nog eens op een energiezuinige manier. Beregenen met een haspel vraagt doorgaans tien bar druk. Druppelirrigatie maar drie bar. Dat scheelt nogal wat vermogen.”
Praktijkproef
Om te kijken hoe druppelirrigatie in de praktijk uitpakt, neemt Bondt in samenwerking met Arjan Janknegt van Rivulus de proef op de som op het bedrijf van de familie Van Schot in Oude Pekela. Op de zandgrond op een maisperceel van elf hectare is vijf hectare mais voorzien van druppelirrigatie. Vier hectare kan worden beregend met de haspel en twee hectare krijgt geen beregening. Het water wordt tussen de rijen gebracht via holle tape. Dit is materiaal dat na de oogst kan worden opgerold en volledig gerecyceld kan worden.
De tape is bij Van Schot licht bedekt met zand en is gelegd toen de plantjes tien à vijftien centimeter lang waren. Per anderhalve meter, dus om en om tussen de rijen, ligt er één tape. “Doordat de tape iets bedekt is met grond, kun je het vanggewas eroverheen zaaien en voorkom je wildschade. Daarnaast verdeelt het water in de grond zich beter. Ook voorkomen we zo dat de tape wegwaait”, vertelt Janknegt. Een elektrische pomp met zelfreinigend filter houdt het systeem op druk. Via een verdeelslang komt het water in de tape. Die is zo gefabriceerd dat er over de hele lengte nagenoeg dezelfde hoeveelheid water uitkomt. Er is een breed scala aan tapes beschikbaar. Om beschadiging door insecten te voorkomen, kunnen telers kiezen voor extra sterke tape, of tape met speciale afweerstoffen tegen insecten. Daarnaast heeft Rivulus ook tapes in het programma met daarin een deel gerecycled polyethyleen.
Om bepaalde stukken meer of minder water te geven, kan een perceel opgedeeld worden in zogenaamde kraanvakken. Door een kraan langer of korter open te zetten, kan de watergift in het betreffende kraanvak worden geregeld. Dit gebeurt handmatig, maar kan ook geautomatiseerd worden middels verschillende automatiseringsoplossingen.
‘Veel potentie’
Bondt en Janknegt zien veel potentie in de druppelirrigatie. “Helemaal interessant wordt het als je ook meststoffen gaat meegeven met het water. Of bijvoorbeeld effluent uit drijfmest kunt verdelen via het systeem. Dan kun je naast precies water geven ook nog eens het hele groeiseizoen, dus ook in lange mais, heel precies bemesten”, vertelt Bondt. Volgens Janknegt kan irrigatie ook bijdragen aan reductie van stikstofemmissie uit de landbouw. “Doordat we het wortelmilieu optimaliseren, houd je de natuurlijke ademing van de bodem in stand. Hierdoor voorkom je dat nitraat in de bodem oxideert en je het verliest. Je reduceert de stikstofuitstoot en maximaliseert de agronomische opbrengst.” Hij wijst ook op de mogelijkheden van Manna Irrigation Intelligence, dat Van Schot sinds een week ook gebruikt. Op basis van perceelsgegevens, satellietbeelden, gewasprotocollen en weersinformatie krijgt de veehouder een nauwkeurig irrigatieadvies.
Resultaat na de oogst
Kenniscoöperatie Niscoo organiseerde woensdag 13 juli een kennisbijeenkomst op het bedrijf van Van Schot. Tijdens een rondje door het maisperceel was het verschil tussen geïrrigeerde grond en niet-geïrrigeerde grond goed te zien. Op het oog stond op het geïrrigeerde deel het vanggewas er beter bij en leken de maisstengels wat dikker. “Maar dit zegt allemaal nog niks”, weet Bondt. “Pas aan het eind van de rit kunnen we echt zien wat het verschil is. Hiervoor gaan we bij de oogst uitgebreid wegen en bemonsteren. Ik schat de kosten van het totale systeem op zo’n duizend euro per hectare. Na wegen en bemonstering kunnen we meer zeggen over de baten.”
Tekst en beeld: Gerben Hofman