Wat zijn de effecten van een eiwitverlaging naar 155 RE in het rantsoen op de diergezondheid? Dierenarts Sebastian Claessens is betrokken bij het project Koe & Eiwit, dat de diergezondheid monitort. Hij heeft al drie keer een bezoek gebracht aan de deelnemende ondernemers om gegevens te verzamelen. De laatste ronde staat gepland voor het najaar. Deze gegevens zullen worden geanalyseerd door onderzoeker Axel van Ruitenbeek, om te kijken welk effect het verlagen van het RE-gehalte heeft op de diergezondheid.
Onderzoek naar effecten van 155 gram RE op de diergezondheid
Dierenarts Sebastian Claessens zit aan de keukentafel bij melkveehouder Frank Mijs in Bladel. Hij is bekend met Franks bedrijf dankzij de regelmatige bedrijfsbegeleiding door zijn collega. Sebastian Claessens werkt bij Dierenartsenpraktijk Midden Brabant, een praktijk die is aangesloten bij Kernpraktijken Rundvee.
Vanuit deze organisatie zijn er vijf dierenartsen, waaronder Sebastian, geselecteerd en opgeleid om de intensieve diergezondheidsmonitoring in dit project uit te voeren. Sebastian verzamelt samen met de andere dierenartsen aanvullende informatie op 20 bedrijven in het deelproject Diergezondheid, dat onderdeel is van het project Koe & Eiwit.
Start aan de keukentafel
Sebastian bespreekt eerst het Bedrijfsgezondheidsplan met Frank Mijs, voordat hij de dieren gaat beoordelen. “Zo heb ik alvast een beeld van wat er speelt en kunnen we samen terugkijken op de afgelopen periode. Zijn er opmerkelijke gebeurtenissen geweest die invloed kunnen hebben op de gezondheid van de veestapel?” Dit doen ze onder meer aan de hand van de MPR-uitslagen in combinatie met de samenstelling van het rantsoen. Ook is er aandacht voor de kalveropfok. “Frank meet bijvoorbeeld de kwaliteit van de biest en weegt zijn kalveren. Dit is een deel van het onderzoek”, merkt Sebastian op.
Terughoudend met conclusies rondom 155 RE in het rantsoen
Sebastian is terughoudend als het gaat om het trekken van conclusies op basis van zijn eerste bevindingen. Na drie bezoeken aan vijf bedrijven realiseert hij zich dat er veel andere factoren zijn die de diergezondheid kunnen beïnvloeden. “Het is niet verstandig deze waarnemingen als definitief te beschouwen,” benadrukt hij. “Hoewel ik op mijn vijf bezochte bedrijven geen opvallende schommelingen in de diergezondheid heb gezien, betekent dat nog niet alles,” voegt hij eraan toe.
Dierenarts Claessens legt uit dat je bij melkkoeien te maken hebt met verschillende transitieperiodes, waarin de rol van eiwit van cruciaal belang is. Het streven is om gemiddeld 155 g RE (totaal)/ kg ds in het totale rantsoen gedurende het hele jaar voor de hele veestapel te bereiken. Hij benadrukt dat het rantsoen gedurende het jaar en tijdens overgangsperioden kan variëren.
Hoe laag kun je gaan met het RE-gehalte in het rantsoen?
“Het is moeilijk vast te stellen hoe laag je kunt gaan zonder dat het de gezondheid van de koe beïnvloedt,” merkt de dierenarts op. Hij voegt eraan toe dat deze effecten niet binnen slechts twee jaar kunnen worden vastgesteld. “De vraag is wanneer je de grens bereikt waarbij het effect heeft op zowel de gezondheid van de koe zelf, als op het nageslacht,” voegt hij toe. Hij benadrukt nogmaals het belang van onderzoek.
De stal in
Sebastian beoordeelt nu voor de vierde keer alle dieren op dit bedrijf om mogelijke problemen te signaleren. Hij begint in de ligboxenstal, waar hij melkkoeien beoordeelt op hun conditie, locomotie en de kwaliteit van de mest. Gewapend met een checklist gaat hij door de stal. Naast de melkkoeien beoordeelt hij ook droogstaande koeien, jongvee en kalfjes. Met de verzamelde informatie van de veehouder heeft hij een uitgebreide dataset voor dit melkveebedrijf tot zijn beschikking.
Langetermijnonderzoek naar 155 RE
Het onderzoek beslaat een periode van twee jaar, maar dit kan een stukje epigenetica missen, aldus Sebastian. Hij legt uit dat koeien tijdens hun leven verschillende omgevingen en ervaringen meemaken, zoals verschillende rantsoenen en voersystemen of periodes van stress. Deze ervaringen kunnen de genetische ‘post-its’ veranderen: sommige genen kunnen aan- of uitgezet worden als reactie op deze ervaringen.
Interessant is dat deze epigenetische veranderingen soms doorgegeven kunnen worden aan de volgende generatie koeien. Als een koe tijdens haar leven bepaalde genen aan- of uit, heeft staan vanwege haar omgeving, kan ze deze veranderingen soms doorgeven aan haar nakomelingen. Dit betekent dat de ervaringen van één generatie koeien invloed kunnen hebben op het genenpakket en gezondheid van toekomstige generaties.
Sebastian benadrukt dat we momenteel niet weten welke impact het verlagen van het eiwit in het rantsoen kan hebben op de volgende generatie.
Objectief gegevens verzamelen
Voor Sebastian is het belangrijk dat dit onderzoek goed uitgevoerd wordt. Hij probeert de dieren zo objectief mogelijk te scoren en gegevens te verzamelen voor het onderzoek. Axel van Ruitenbeek, dierenarts en onderzoeker bij Wageningen Livestock & Research zal alle verzamelde data analyseren. Hij baseert zijn analyse straks op gegevens van vijf bedrijfsbezoeken in twee jaar op twintig verschillende bedrijven.
Deze gegevens combineert hij met de resultaten van de algemene monitoring van de 155 deelnemers aan het project Koe en Eiwit. Dit gebeurt aan de hand van de jaarlijkse KoeMonitor, beschikbare MPR-uitslagen en een halfjaarlijkse enquête.
Dierenarts op je bedrijf
Wil je meer weten over het bezoek van een dierenarts op een bedrijf? Bekijk onderstaande video.
Bron: Verantwoorde Veehouderij