Maatschap Vergeer uit Bodegraven neemt deel aan de praktijkpilot Koe en Eiwit. Het bedrijf is zelfvoorzienend en wil zoveel mogelijk grasproducten van eigen land benutten en de aankoop van eiwit verlagen. De KringloopWijzer 2023 (KLW) van het bedrijf laat op een aantal duurzaamheidskenmerken (KPI’s) mooie resultaten zien. Dat het RE-gehalte in het rantsoen steeg van 156 naar 164 gram per kilogram drogestof was dan ook wel een teleurstelling. Is die stijging te verklaren? In dit artikel een analyse van de KLW-gegevens van Vergeer.
“Ik wil mijn eigen grasproductie optimaal benutten en dat lukt aardig als je ziet dat in de KringloopWijzer 2023 het kengetal ‘eiwit van eigen land’ 73 procent bedraagt,” geeft melkveehouder Bert Vergeer aan.
“Ook is het stikstof bodemoverschot gedaald naar 66 kilogram stikstof per hectare. En het ureum in de melk is gedaald van achttien naar gemiddeld zestien milligram per honderd gram. We zouden wel graag willen weten waarom het RE-gehalte ondanks alle inspanningen dan toch is gestegen.”
Uit de cijfers van het melkveebedrijf blijkt dat het aantal koeien gelijk is gebleven met een zeer goede melkproductie. En dat er het laatste jaar iets minder jongvee is aangehouden. Daarnaast wordt scherp gestuurd op het ureumgehalte in de melk.
Ook is te zien dat het aantal uren weidegang de laatste jaren aanzienlijk is gestegen, een toename van vierhonderd uur. Dat verklaart mede de stijging van het percentage eiwit van eigen land. Daarnaast bevat vers gras doorgaans wat meer DVE (en iets minder OEB), hierdoor zal de ‘stijging’ van het ureumgetal minder zijn.
Ureum, excretie en eiwitvoeding
Onderzoek geeft aan dat er een link is tussen eiwitvoeding en het ureumgehalte in tankmelk. Als het ureum daalt, is dat goed nieuws als het gaat om de eiwitbenutting en de excretie. Maar ook aspecten in de bedrijfsvoering kunnen bepalend zijn. Bijvoorbeeld de hoeveelheid zout die wordt gevoerd, of invloeden van fokkerij.
Daarnaast zegt ureum alleen iets over melkgevende dieren en niets over jongvee en droge koeien. Bij laatstgenoemde diergroepen kan het RE in het rantsoen wel hoog zijn, terwijl dat geen invloed heeft op ureumgehalte in de melk.
Kortom, het ureumgehalte in tankmelk is een goede indicator, maar een laag ureum wil nog niet direct zeggen dat het RE-gehalte in het totale rantsoen van de hele veestapel ook laag is. Het is dan ook belangrijk regelmatig naar het RE-gehalte in het rantsoen te kijken. Streef hierbij naar een hoog DVE en een laag OEB.
RE in het voer
Het RE in het voer komt bij Vergeer uit weidegras (17 procent), uit graskuil (54 procent), uit bijproducten (4 procent) en uit krachtvoer (26 procent). Het RE uit weidegras in de KLW wordt berekend vanuit de RE/VEM verhouding van de aangelegde kuilen van dat betreffende jaar.
Het VEM-gehalte van weidegras wordt hierbij op 960 VEM gesteld. De gehalten weidegras 2023 worden dus berekend vanuit de kuilen die gemaakt zijn in 2023. Het gevoerde (graskuil)rantsoen in 2023 is wezenlijk anders dan de gewonnen kuilen: een deel van de gevoerde kuil is immers in 2022 al gewonnen.
In 2021 had Vergeer een (matige) kuil met een RE van 146, met een hoog OEB. Deze kuil is voor een groot deel in 2022 gevoerd, 82 procent van het rantsoen zat onder de 155 gram RE per kilogram drogestof. Een hoger RE in de rest van het rantsoen was acceptabel, wat resulteerde in een RE van 156 gram per kilogram drogestof in het rantsoen.
De laatste jaren is er kuil met een hoger RE gewonnen. In 2023 zat zeventig procent van het rantsoen in drogestof boven de 155 gram RE per kilogram drogestof.
Om dan op gemiddeld 155 te komen, moest er flink in krachtvoer verlaagd worden. Toch is dat ondanks het lage RE in krachtvoer niet helemaal gelukt. Bij een rantsoen met veel grasproducten blijft het dus lastig om te sturen richting de 155 gram RE.
Kritisch op kuilen
Vergeer kijkt continu naar verbeterpunten binnen de bedrijfsvoering. “Ons bedrijf is zelfvoorzienend, we willen de (gras)producten van eigen land zoveel mogelijk benutten. Voor een bedrijf met zestig koeien kan het lastig zijn om voldoende voersnelheid te houden om broei te voorkomen.”
“Het liefst heb ik daarom niet zoveel kuilen open. De latere snedes gaan bij ons in balen, die we eventueel vermengen met voer van eerdere snedes. Ik vind het lastig om zogenaamde lasagnekuilen te maken, want het iedere keer weer open maken van de kuil is arbeidsintensief. En het vergroot de kans op ‘storende lagen’ en broei. Ik ben al iets minder gaan bemesten en ik probeer te gaan maaien bij 4000 tot 4200 kilogram per drogestof.”
RE invloed op krachtvoer
“Voor komend jaar gaan we proberen om kuil te winnen met een laag OEB-gehalte door een keer vaker te schudden. Waardoor we niet alleen naar een laag RE in het krachtvoer kunnen, maar waarschijnlijk ook iets kunnen besparen op de hoeveelheid krachtvoer. Wellicht kunnen we ook bij de droge koeien nog wat halen door iets preciezer te zijn.”
Vergeer vindt de 155 gram RE per kilogram drogestof een mooie richtlijn om naar te streven. Aan de andere kant is het voor een zelfvoorzienend bedrijf met veel gras in het rantsoen ook erg lastig. Want een goede voerwinning is deels ook afhankelijk van het weer. Wat hem betreft moet 155 gram per kilogram drogestof dan ook geen harde norm worden, maar een mooi streefgetal.
Bron: Verantwoorde Veehouderij