In jaren zoals dit jaar, waarin de bodem zo lang een lage draagkracht heeft, kan het inzetten van diploïde rassen in de mengselkeuze bijdragen aan een hogere draagkracht voor gevoelige percelen. Het afgelopen voorjaar was door de hoeveelheid neerslag de draagkracht van grasland vaak de beperkende factor voor het uitrijden van mest of beweiden. Kan de rassenkeuze van Engels raaigras hierin nog een rol spelen om dit te verbeteren? Binnen de PPS Bodem, Ruwvoer en Kringlooplandbouw is dit onderzocht in een rassenproef van Engels raaigras die in 2017 is aangelegd.
Meten van de draagkracht
In de proef is de draagkracht op twee verschillende manieren gemeten. Enerzijds met een penetrometer – die de druk meet die nodig is om een conus van 5cm door de bovenlaag te prikken. Anderzijds met een vallend gewicht waarvan wordt gemeten hoe ver deze in de zode zakt. Dit vallende gewicht bootst een koeienpoot na en is daarmee een maat voor insporing.
Verschillen tussen de rassen Engels raaigras
Uit de resultaten komt naar voren dat de draagkracht van diploïde rassen hoger is dan die van tetraploïde rassen. Dit kwam uit beide meetmethoden naar voren. Dit sluit ook aan bij ervaringen in de praktijk. Het verschil tussen de grastypen werd niet veroorzaakt door een dichtere zode van de diploïde rassen ten opzichte van de tetraploïde rassen. Deze dichtheid is namelijk ook gemeten en hier kwamen geen significante verschillen uit. De verhoging van de draagkracht komt mogelijk door verschil in beworteling of door de structuur van diploïde gras vergeleken met tetraploïd.
Verschil in vochtpercentage
Omdat vocht de meest bepalende factor is in de hoeveelheid draagkracht zijn hier ook bodemmonsters voor genomen. Er was binnen het perceel geen verschil in vochtpercentage. Ook was er geen verschil tussen middentijdse en laat doorschietende grasrassen of tussen rassen onderling.
Bron: WUR