Hoe aantrekkelijk is een grasland voor weidevogels? En is de biodiversiteit er op voor- of juist achteruit gegaan? Onderzoekers van Agro Food Robotics van Wageningen University & Research weten er alles van. Samen met 4D Precisie natuurbeheer, een initiatief van Orphiction, ontwikkelen zij een methode voor de monitoring van graslanden vanuit de lucht. Dat biedt nieuwe mogelijkheden voor agrarisch natuurbeheer.
Bijdragen aan biodiversiteit
Steeds meer boeren in Nederland willen hun steentje bijdragen aan de biodiversiteit. Zij kiezen ervoor grasland minder vaak te maaien, zodat weidevogels en andere diersoorten er hun toevlucht kunnen zoeken. Een grasland geschikt maken voor weidevogels gaat niet vanzelf, benadrukt Janne Kool, onderzoeker bij Agro Food Robotics van Wageningen University & Research. “De velden in Nederland zijn vaak heel dicht begroeid. Daardoor leven er relatief weinig insecten. Voor kuikens is het bovendien lastig er doorheen te lopen,” legt ze uit. “Er gaat vaak wel een aantal jaren van extensivering overheen, voordat zo’n gebied aantrekkelijk is voor weidevogels.”
Beleid aanpassen
Als boeren en andere agrarisch natuurbeheerders weten hoe een grasland erbij staat, kunnen ze hun beleid erop aanpassen. Op een later tijdstip maaien en het gras afvoeren bijvoorbeeld, of minder bemesten. Veel graslanden zijn echter moeilijk bereikbaar, of je mag en wil er niet zomaar in lopen wegens verstoring van de natuur.
“We hebben een drone, uitgerust met een multispectrale camera, over veengraslanden laten vliegen. Ecologen hebben daarnaast op de grond bepaald in wat voor stadium het grasland verkeerde,” vertelt Kool. “We onderzoeken nu hoe we met beelden uit de lucht kunnen bepalen hoe geschikt het grasland is voor weidevogels.”
Vogelnesten zoeken
Kool en haar collega’s onderzoeken nu wat het beste moment is om de drone te laten vliegen: begin april of in mei, als alles in bloei staat. Een volgende stap wordt het vinden en herkennen van vogelnesten. “In 2022 onderzoeken we of de methode ook geschikt is voor het monitoren van graslanden op klei- en zandgrond.”
Bron: WUR