Deelnemers aan Koe en Eiwit kiezen elk hun eigen strategie om naar 155 RE (Ruw Eiwit) in het rantsoen te werken. Aan welke knoppen draaien ze en welke inzichten hebben ze opgedaan? Melkveehouder Mark Kesteloo uit het Noord-Hollandse Venhuizen is goed op weg en vertelt hierover.
Kesteloo runt, samen met zijn vrouw, een melkveebedrijf met 75 koeien met een productie rond de 11.000 kilogram melk per koe. Daarnaast heeft hij nog een vijftig stuks jongvee, deels voor verkoop en export. Het bedrijf is zelfvoorzienend in hun ruwvoer. Kesteloo is fanatiek deelnemer aan het project Koe en Eiwit. Hij heeft al flinke stappen gezet, maar is er nog niet.
Trend van vier jaar
In de grafiek is de trend weergegeven hoe de opbouw van het RE-gehalte in het rantsoen is veranderd in de afgelopen vier jaar. Het aandeel eiwit uit krachtvoer is na aanvang van het project afgenomen. Vanaf 2022 is er meer geweid waardoor het eiwit uit vers gras is toegenomen en uit de kuil is gedaald. De melkveehouder had verwacht in 2023 ook rond de 160 gram RE per kilogram drogestof te zitten, maar helaas is dit iets hoger uitgekomen.
Figuur 1. Trend opbouw RE in percentages van 2020 tot 2023. Bron: Verantwoorde Veehouderij.
“Afgelopen jaren heb ik een aantal veranderingen doorgevoerd”, vertelt Kesteloo. “Zo heb ik er een krachtvoersilo bijgekocht, waardoor ik energie en eiwit beter uit elkaar kan halen. De productiebrok die ik nu voer bevat 120 RE, twintig gram RE minder dan voorheen. Met name de verse koeien kregen te veel eiwit, dat kan ik nu beter sturen. Ik heb ook nog wel een iets eiwitrijke brok, maar alleen om te corrigeren. De krachtvoerkosten zijn gedaald en de melkproductie en het eiwitgehalte in de melk zijn gelijk gebleven.”
Bemesting aangepast
Verder heeft de melkveehouder de bemesting aangepast. Voor de eerste maaisnede gebruikt hij naast drijfmest, dat bestaat uit 120 kilogram stikstof, nu negentig kilogram vloeibaar ureum in plaats van korrels. “Ik wil graag een zware eerste snede gras hebben met 4.500 kilogram drogestof. De latere snedes zijn lichter, maar wel van goede kwaliteit. Meestal worden er wel vijf of zes snedes geoogst. Voor de tweede en derde snede gebruik ik zestig kilogram stikstof uit drijfmest aangevuld met KAS. Na de derde snede gebruik ik geen drijfmest meer. In totaal ben ik hierdoor minder kunstmest gaan gebruiken.”
De eerste snede gras wordt verdeeld over twee sleufsilo’s. De eerste silo wordt volgemaakt met een deel van de tweede en derde snede. Wat over is, gaat in balen. In de tweede sleufsilo wordt de eerste snede aangevuld met vierde snede. Wat niet in de silo past, gaat in ook in balen. Eventuele latere snedes komen in balen en worden meestal verkocht. “Ik wil wat droger inkuilen, hierdoor krijg ik een hoger DVE in de kuil. Als je kijkt naar de cijfers: in 2022 had ik 45 procent drogestof, 55 gram DVE, 9 OEB. In 2023 was het vanwege het weer minder: 31 procent drogestof, 50 gram DVE en 38 OEB.”
Als laatste is hij meer gaan beweiden, van circa 750 uur bij aanvang van het project naar ruim 1.500 uur beweiding. Om een beter inzicht te krijgen in het RE van het gras, worden er wekelijks vers gras monsters genomen. “Hier moet ik nog ervaring mee opdoen. De eerste uitslagen waren best hoog, maar naar mate er meer gras komt, daalt dit wel iets.”
Doelstelling in beeld
Kesteloo zit nu nog boven de 160 gram RE per kilogram drogestof. Toch denkt hij de doelstelling van 155 gram RE per kilogram drogestof te kunnen halen, zonder dat het ten koste gaat van productie en diergezondheid.
“Ik wil nog scherper zijn op het gebruik van krachtvoer. Dit betekent minder RE in het krachtvoer. Dat kan wat mij betreft alleen in combinatie met goed gewonnen ruwvoer met voldoende drogestof en DVE. Maar daarvoor ben je ook afhankelijk van het weer en de beschikbaarheid van de loonwerker. Ik heb al een stappen gezet en het loopt nu goed, dan moet je eigenlijk niet zoveel veranderen. Meer snijmais is voorlopig nog geen optie.”
Bron: Verantwoorde Veehouderij