De loonwerker speelt een belangrijke rol bij het gebruik van toevoegmiddelen. Hoewel er verschillende aanbieders zijn van toevoegmiddelen, blijkt dat de keuze van het middel meestal afhangt van het product dat de loonwerker aanbiedt.
Onderzoek naar inzet toevoegmiddelen in mais
De loonwerker baseert zijn keuze voor het aangeboden toevoegmiddel op concrete vragen van zijn klant en op de mogelijkheden van zijn leveranciers. Dat is één van de conclusies van een onderzoek van de Aeres Hogeschool, dat eerder dit jaar is uitgevoerd. Uit datzelfde onderzoek blijkt verder dat 99 procent van de loonwerkers toevoegmiddelen gebruikt bij graskuilen. Vooral de eerste twee sneden en de najaarssnede worden genoemd als sneden waar een toevoegmiddel zijn nut bewijst om de conservering te verbeteren.
Waarom gebruiken we toevoegmiddelen?
Over het gebruik van toevoegmiddelen bij de maisoogst is minder overeenstemming. Hoewel het percentage loonwerkers dat toevoegmiddelen gebruikt met 89 procent relatief hoog is, blijkt het gebruik selectiever te zijn. Als redenen van inzet worden genoemd; een hoog drogestofgehalte (38 procent), als toplaagbehandeling (27 procent) en vooral bij ziekte en schimmels (23 procent). 45 procent geeft aan dat een toevoegmiddel in de hele kuil is gemengd.
Groei in gebruik
Naar de toekomst toe verwachten de loonwerkers dat het gebruik van toevoegmiddelen in mais en gras zeker niet af zal nemen. 51,6 procent van de loonwerkers denkt dat het verbruik zal toenemen. Aan die gedachte liggen meerdere redenen ten grondslag. Een belangrijke is dat door droogte de ruwvoervoorraad flink is geslonken; maar ook de nadrukkelijke focus op verbetering van ruwvoerkwaliteit is als reden aangevoerd. Loonwerkers zien dat klanten graag de kostprijs verlagen door meer melk uit eigen ruwvoer te halen en daarvoor een verzekeringspremie betalen.
Tekst: Rob van Ginneken
Dit betreft een deel van een artikel uit het vakblad Melkveebedrijf. Het hele artikel lezen?