De commissie Grondgebondenheid heeft onlangs haar advies uitgebracht over de invulling van de grondgebondenheid in de melkveehouderij in 2025. De belangrijkste aanbeveling van de commissie is het vergroten van de grondgebondenheid uitgedrukt in het % eiwit van eigen land. Minimaal 65% van de eiwitbehoefte moet afkomstig zijn van eigen land of middels buurtcontracten in de regio. Koeien & Kansen veehouder Dekker verkent hoe hij aan dit percentage kan voldoen.
De overgang naar deze nieuwe norm voor grondgebondenheid zal onder meer door financiële prikkels en leveringsvoorwaarden in de keten tot stand moeten komen. Zolang de details daarvan ontbreken, is de (financiële) impact nog niet te kwantificeren. Maar wanneer je zoals de familie Dekker in de afgelopen 3 jaar gemiddeld 35% eigen eiwit teelt, is het verstandig alvast na te denken over oplossingsrichtingen voor de toekomst.
Grondcoalitie
Verhogen van de grondgebondenheid via de aankoop van grond is met grondprijzen van meer dan €100.000 geen optie. De hoge grondprijs en de beperkte beschikbaarheid van kleine koopbare oppervlaktes is voor de Flevolandse agrosector een belemmering voor de bedrijfsontwikkeling. Deze situatie is de reden dat melkveehouders en akkerbouwers via het sluiten van grondcoalities hun bedrijven verder ontwikkelen. In een grondcoalitie maken partijen afspraken over het grondgebruik. Eén bouwplan over het totaal beschikbare areaal is een optie. Met de combinatie van de teelt van gras en hoge saldogewassen is wederzijds financieel voordeel te genereren en kan ook de organische-stofbalans van het totale areaal positief worden beïnvloed. Zeker in de combinatie met de toepassing van de Bedrijfs-Eigen-Stikstofnorm uit dierlijke mest (BES) van circa 325 kg N op grasland. Voor de familie Dekker is dit ook de belangrijkste denkrichting voor het vergroten van de grondgebondenheid.
In plaats van verhuren gaan ruilen
Van de 45 hectare beschikbare bedrijfsoppervlakte van Dekker werd in de afgelopen jaren 1/7 deel verhuurd voor tulpen. Wanneer deze verhuur wordt gestopt en kwart van de bedrijfsoppervlakte wordt ingezet voor bijvoorbeeld de teelt van pootgoed in ruil voor extra voerareaal, kan de bedrijfsoppervlakte gras worden vergroot naar ongeveer 55 hectare. Een realistische stikstof (N) opbrengst ligt op een niveau van 400 kilogram per hectare. Dit is 6% hoger dan het gemiddelde van de afgelopen jaren. Met 55 hectare grasland en 400 kg N (2500 kg RE / ha) wordt dan 22.000 kg N geoogst. De eiwitbehoefte (N) van de 1,7 miljoen kg melk producerende veestapel ligt rond de 40.000 kg N. Het % eiwit van eigen land komt daarmee op 55%. Een voldoende niveau om aanvullend met buurtcontracten de grondgebondenheid verder te verhogen naar 65%. Hier is dan nog ruim 10 hectare grasland nodig.
Eiwitbenutting
De benodigde omvang van het buurtcontract kan worden verlaagd door de eiwitbenutting van de veestapel te verhogen. Elke procent betere N-benutting levert een besparing op van 400 kg N. Dit is gelijk aan de N-opbrengst van een ha grasland. Dus elke procent extra N-benutting verlaagt de omvang van het buurtcontract met 1 hectare. De eiwitbenutting kan in de ogen van de familie Dekker worden verhoogd door scherper te voeren in combinatie met meer weidegang op de huiskavel, die met 33 hectare voldoende groot is. Ook het verstrekken van de door de akkerbouwer geteelde bietenpulp is positief voor de N-benutting.
Ondersteunend beleid
Voor de beschreven oplossingsrichting is wel beleid nodig dat de samenwerking tussen sectoren faciliteert. De commissie bevestigt dit door het benoemen van maatregelen die noodzakelijk zijn voor het sluiten van regionale kringlopen. Zoals het verminderen van de afhankelijkheid van kunstmest door de toepassing van evenwichtsbemesting met dierlijke mest. Daarnaast zijn nieuwe samenwerkingsvormen noodzakelijk met juridische mogelijkheden voor een gemengd bedrijf.
Bron: DairyCampus