Maak kennis met Frank Mijs, een van de 155 melkveehouders in Nederland die deelnemen aan de praktijkpilot Koe en Eiwit. Frank voert zijn koeien al jarenlang een rantsoen met minder dan 155 gram ruw eiwit (155 RE). Wat drijft hem? Niet alleen de wens om te laten zien dat dit binnen zijn bedrijfsvoering mogelijk is, maar ook zijn nieuwsgierigheid naar de effecten op de diergezondheid: “Eigenlijk was ik gewoon benieuwd of ik nog iets kan leren.”
‘’Het totale rantsoen bevat op dit moment minder dan 150 gram RE. Vorig jaar was dit zelfs onder de 140 gram RE, maar daar ben ik van teruggekomen. Dat kost mij uiteindelijk toch wat kilogrammen melk.”
Frank Mijs
Melkveehouder Frank Mijs
Frank Mijs (38) heeft een melkveebedrijf aan de rand van Bladel, waar hij samen met zijn vrouw Femke en hun drie jonge zonen woont. Of een van zijn zoons in de toekomst boer wil worden, is voor Frank een open vraag. “Met alle onzekerheid in de sector zal ik het zeker niet stimuleren,” merkt hij terloops op tussen zijn koeien in de stal.
Bedrijf in beeld
melkkoeien: 120 stuks • jongvee: 60 stuks • areaal: 27 hectare eigendom (grasland) 18 hectare pacht (mais + overige gewassen)
De huidige tendens in de sector was ook een aanleiding voor Frank om deel te nemen aan Koe en Eiwit: “Van bovenaf wordt er van alles afgewenteld op een kleine beroepsgroep. Het lijkt soms alsof de wetenschap niet meetelt en dat rapporten moeiteloos aan de kant geschoven worden. Daarom vind ik dit project belangrijk: om als sector en wetenschap samen te laten zien wat er mogelijk is en dat daar beleid op gebaseerd wordt.’’ Na deze kritische kanttekening schakelt hij moeiteloos over op het thema diergezondheid.
Score in de stal
Op het bedrijf van Frank vindt aanvullend onderzoek plaats om de diergezondheid te monitoren binnen het project Koe & Eiwit. Dierenarts Sebastiaan Claessens komt twee keer per jaar langs en scoort dan objectief de melkkoeien op conditie en locomotie, en beoordeelt de kwaliteit van de mest. Daarnaast weegt Frank zijn kalveren en meet hij de kwaliteit van de biest. Ook houdt hij nauwkeurig het rantsoen bij. “Voor mij is het niet veel extra werk, omdat ik toch al veel gegevens bijhoud. Beslissingen binnen mijn bedrijfsvoering maak ik graag op basis van cijfers en feiten, en minder op mijn gevoel,’’ merkt hij op.
Op zoek naar de juiste balans in ruw eiwit (RE)
Voor de koeien in de stal ligt een fris en mooi uitgebalanceerd rantsoen, samengesteld uit graskuil, maiskuil, bierborstel en soja. In de krachtvoerbox kunnen ze hun portie brok halen. Het totale rantsoen bevat op dit moment minder dan 150 gram RE.
Vorig jaar was dit zelfs onder de 140 gram RE, maar daar is hij van teruggekomen. “Dat kost mij uiteindelijk toch wat kilogrammen melk,” merkt hij op. “Een laag RE-gehalte in het rantsoen is dus niet nieuw voor mij. Het past namelijk goed binnen mijn bedrijfsvoering.”
Efficiëntie voert de boventoon
Het bedrijf bevindt zich op zandgrond, waardoor hij zowel gras als mais kan telen. Volgens hem is het hierdoor makkelijker om te sturen op een laag RE-gehalte in het rantsoen dan voor ondernemers op veen- of kleigrond. Zijn keuze voor een laag ruw eiwitgehalte in zijn rantsoen is in het verleden vooral ingegeven door een economisch voordeel.
“Je probeert zo efficiënt mogelijk melk te produceren met zo min mogelijk verliezen,” legt Frank uit. Hij is een groot voorstander om verliezen uit te drukken in kilogrammen meetmelk en niet per hectare. “Het gaat uiteindelijk om de efficiëntie. Er zijn ondernemers die met een rantsoen van 160 gram RE een prima resultaat laten zien met minimale verliezen.”
Ruimte voor sturen met RE-gehalte
“Ik ben ook geen voorstander van het vastleggen van natuurlijke processen in wetten en regelgeving,” vervolgt hij. “Dat mijn koeien het de afgelopen jaren prima doen op een rantsoen met een RE-gehalte onder de 155 is prima, maar ik wil wel de mogelijkheid behouden om mijn dieren meer te voeren als dat noodzakelijk is. Stel je krijgt te maken met een dierziekte en jouw koeien hebben het zwaar, dan moet er wel de mogelijkheid zijn om jouw koeien extra eiwit te voeren om de weerstand te vergroten.”
Gezonde koeien in de stal
Veel kan Frank nog niet zeggen over de gezondheid van zijn vee, want het onderzoek is nog niet afgerond. In het najaar zal het laatste bedrijfsbezoek door de dierenarts plaatsvinden. Vervolgens zal de onderzoeker alle gegevens van 20 melkveebedrijven analyseren.
In de stal ziet hij eigenlijk geen verschil als het gaat om diergezondheid. De zwartbonte Holstein Friesian koeien zien er op het eerste gezicht gezond uit. Een aantal dieren staat te vreten aan het voerhek, terwijl een groot deel van de dieren rustig herkauwend in de ligboxen ligt. Ook de dierenarts die de koeien twee keer per jaar monitort heeft geen signalen om aan te nemen dat de dieren niet gezond zijn.
Dit is het tweede artikel in een reeks van vijf, over het deelproject Diergezondheid binnen Koe en Eiwit. Het vorige artikel met dierenarts Sebastiaan Claessens aan het woord, lees je hier.
Bron: Verantwoorde Veehouderij
Beeld: ter illustratie