Broei manifesteert zich nog steeds op zeer veel veehouderijbedrijven: in ruim de helft van de maiskuilen in Nederland wordt, in meer of mindere mate, broei geconstateerd.
Broei is een activiteit van micro-organismen, waarbij gisten de hoofdrol spelen. Zodra de kuil wordt geopend, worden door de luchttoetreding aan het snijvlak, de “slapende” bacterien, gisten en schimmelsporen weer actief. Deze micro-organismen doen zich tegoed aan de snelle energie in de mais: het zetmeel en de aanwezige suikers. En doordat gisten ook melkzuur afbreken, krijgen we een soort kettingreactie: de pH stijgt en schimmels kunnen zich ontwikkelen.
Wat zijn de gevolgen van broei?
- Grote DS-verliezen (1% tot 3% per dag na het uitkuilen)
- Lagere voederwaarde
- Muffe geur en smaak = lagere opname
- Meer voerresten en voerafval
- Mogelijke gezondheidsproblemen
Waarom komt broei zoveel voor?
Dit heeft vaak meerdere oorzaken :
In de praktijk zien we dat de verdichting niet altijd optimaal is: als richtlijn geldt 250 kg DS/m3, maar dit wordt vaak niet bereikt. Ook het hogere ds% van de snijmais (gem. tegenwoordig 35-40% ds), heeft hier mee te maken: een droger product is moeilijker te verdichten! En zeker dit jaar, met deels verdroogde, kolfloze mais, bladverbranding en een wat hogere schimmeldruk, zal het broeirisico nog weer groter zijn.
Vaak is de voersnelheid aan de lage kant, met circa 1 meter per week. Ideaal is een voersnelheid van 1,5 meter per week in de winter ; en 2 meter in de week in de zomer. Maar dit wordt dus vaak niet gehaald (als uw kuilplaat voor de mais 50 meter lang is, en u jaarrond mais voert, hebt u dus gemiddeld een voersnelheid van “slechts” 1 meter per week). Ook de uitkuilmethode kan een rol spelen: een mooi recht snijvlak bij het uitkuilen, voorkomt onnodig binnendringen van zuurstof in de kuil.
Hoe kunnen we broei voorkomen?
Naast goed inkuilmanagement, is de toepassing van Pioneer 11A44 Broeiremmer aan te bevelen. Omdat mais over het algemeen gemakkelijk conserveert, kunnen we ons op het hoofdprobleem richten: het voorkomen van broei, en schimmelvorming.
PIONEER 11A44 is een enkelvoudige broeiremmer en bestaat uit 100% heterofermentatieve melkzuurbacterien, die zorgen voor een gecontroleerde toename van azijnzuur en propionzuur. Bij het gebruik van 11A44 wordt er per ton kuilvoer 5 tot 8 liter azijnzuur en propionzuur aangemaakt. Hierdoor wordt de groei van schimmels en gisten vertraagd, waardoor het broeirisico sterk afneemt.
PIONEER 11A44 Broeiremmer zorgt ervoor dat de kuil bij opening 2 keer langer koel blijft:
Veel loonbedrijven beschikken tegen-woordig over Pioneer Appli-Pro SLV-doseerapparatuur. Deze apparatuur zorgt voor een exacte dosering en een optimale ver-deling van het inkuilmiddel. De juiste dosering met een goede verde-ling is belangrijk voor een goede werking van het inkuilmiddel.
Uw Pioneer-contactpersoon voor meer informatie:
Noord- en Oost-Nederland : Oscar Koppelman, tel. 06 10347572.
Zuid- en West-Nederland : Arjan Geerets, tel. 06 30124402.