Het voorjaar is nog nauwelijks begonnen of we kampen in Nederland al met problemen rondom droogte. Met name de natuur en landbouw lijden hieronder. Emma Knol, onderzoeker Klimaat & Bedrijf bij Wageningen University & Research (WUR), werkt onder meer aan een tool die de impact van klimaatverandering voor boeren op bedrijfsniveau inzichtelijk maakt en laat zien welke maatregelen kunnen helpen om ook in de toekomst landbouw te kunnen bedrijven. “Maar een klimaat- en waterrobuuste landbouw is niet alleen een opgave voor boeren.”
Bij droogte moet er ineens een extra haspel zijn aangeschaft en ook bij extreme regen moet er vaak nog van alles geregeld zijn. Maar daarmee maak je je bedrijf uiteindelijk niet weerbaar voor de langere termijn.
Droogte in Nederland
Droogte in Nederland is al lang niet meer uniek. De laatste tien jaar hebben we regelmatig te maken met lange periodes van droogte, met name in de zomer. Ook zien we steeds vaker de andere kant van de medaille van klimaatverandering: hoosbuien en langdurige regenval. Beide weersextremen hebben grote gevolgen voor boeren, zegt onderzoeker Emma Knol. “Door droogte kunnen gewassen in sommige regio’s of periodes beperkt beregend zijn. Dat kan leiden tot opbrengstverlies of zelfs misoogsten. Ook veel neerslag kan schade aanrichten aan gewassen. Daarnaast kan een natte periode betekenen dat een boer later het land op kan om te zaaien of gewassen eerder moet oogsten. Als je met zware machines het natte land opgaat, slibt de bodem dicht.”
Uienteelt verschuift in Nederland
Met name op zandgronden zorgt droogte voor knelpunten, vertelt Knol. “Daar stroomt het water makkelijker de ondergrond in dan bijvoorbeeld op een kleibodem, waardoor je het water sneller kwijt bent. Het nadeel van klei is weer dat het water langer blijft staan als het veel geregend heeft. Elke regio heeft dus z’n eigen uitdagingen.
Langs de kust speelt ook nog het probleem van verzilting als gevolg van de stijgende zeespiegel. Uit een recente studie van WUR blijkt dat de impact van klimaatverandering op de landbouw alleen maar groter zal zijn. We zullen dus goed moeten kijken wat er nog op welke plek mogelijk is. Het aantal geschikte locaties voor de huidige teelt van gewassen zal steeds minder zijn en teelten zullen moeten zijn verplaatst. Dat gebeurt ook al. Door verzilting verschuift bijvoorbeeld de uienteelt van West- naar Oost-Nederland.”
Impact op bedrijfsniveau
Als onderzoeker Klimaat & Bedrijf helpt Knol boeren op verschillende manieren bij de uitdagingen rondom klimaatverandering. Zo werkt ze onder meer met stakeholders als LTO en financiële partijen aan een Klimaatstresstest. Een tool die inzichtelijk maakt wat de risico’s en impact van klimaatverandering zijn op bedrijfsniveau. “Een boer vult het aantal hectare land en het type gewassen in, waarna de tool laat zien wat de financiële gevolgen zijn als je geen maatregelen neemt. Achter deze berekening zitten economische en klimatologische modellen.
De test is in eerste instantie vooral bedoeld om de urgentie van klimaatverandering te laten zien. Vervolgens verschijnt er een factsheet met mogelijke maatregelen die je kunt nemen, zoals wateropslag rondom de percelen, inzet van technieken als precisieberegening of de teelt van andere, meer klimaatrobuuste gewassen. Dit vormt dan de input voor een gesprek met een adviseur.”
Leren van andere landen
Door toenemende weersextremen gaat het klimaat in Nederland steeds meer lijken op dat in Zuid-Europese landen, zegt Knol. “In bijvoorbeeld Spanje en Zuid-Frankrijk zijn boeren al gewend aan langdurige periodes van droogte. Daar kunnen andere landen van leren. In het Europese project Climate Farm Demo proberen we kennis en ervaringen te delen. Aan het project doen zo’n 1500 bedrijven mee, waaronder 60 uit Nederland. Ze organiseren bijvoorbeeld demonstraties over watermanagement en bodembeheer in relatie tot klimaatadaptatie en -mitigatie.
Een gezonde bodem met veel organische stof is veerkrachtiger tegen weersextremen. Het project is ook bedoeld om te laten zien wat boeren kunnen verwachten qua klimaat. Door te kijken naar Zuid-Europa weten boeren in Nederland of Duitsland wat de toekomst kan brengen, zodat ze zich kunnen voorbereiden.”
Toekomst vanuit verschillende invalshoeken
Die toekomst wordt niet alleen inzichtelijk gemaakt met een blik op andere landen, maar ook door zelf toekomstscenario’s te schetsen. Dat gebeurt in het project Landbouw Klimaat 2050. Knol: “De input van gebiedspartijen en stakeholders, zoals land- en tuinbouwbedrijven, overheden, natuurbeheerders en maatschappelijke organisaties, vormt de basis hiervoor. We kijken vanuit verschillende invalshoeken naar wat verschillende klimaattrends betekenen voor de manier waarop de volgende generatie boeren klimaatadaptief landbouw kan bedrijven. Een invalshoek gaat over de teelten die nog mogelijk zijn, een andere over waterbeheer om de teelten te behouden en een derde over de verbinding tussen landbouw en natuur of stad. Aan de hand van die toekomstbeelden kijken we stapsgewijs welke acties boeren en andere partijen op weg naar 2050 moeten nemen.”
Bodemsoort en geteelde gewassen
Afhankelijk van onder andere het gebied, bodemsoort en -kwaliteit, de geteelde gewassen en het bedrijfstype pakken klimaatmaatregelen anders uit, zegt Knol. “Het zal ook altijd een combinatie van acties zijn, er is geen silver bullet. Maar feit is wel dat als boeren helemaal niks doen, de kans klein is dat hun bedrijf in de toekomst kan blijven bestaan. Ik zie dat veel boeren worstelen met het economische vraagstuk. Ga ik investeren in ondergrondse wateropslag of experimenteren met een bouwplan met een nieuw type gewas? Door die dilemma’s blijven veel maatregelen nu ad hoc. Bij droogte moet er ineens een extra haspel worden aangeschaft en ook bij extreme regen moet er vaak nog van alles geregeld worden. Maar daarmee maak je je bedrijf uiteindelijk niet weerbaar voor de langere termijn.”
Niet alleen opgave voor boeren
Tot slot benadrukt Knol nog dat het klimaatadaptief maken van de landbouw geen opgave is voor enkel boeren. “Het is een multistakeholdervraagstuk. Het gaat niet alleen om een paar maatregelen op het erf, maar om de inrichting van de hele omgeving. Water vasthouden in de ondergrond, sloten en beken vraagt om nauwe samenwerking met andere partijen, zoals waterschappen, de provincie en natuurbeheerders. Die partijen proberen we dan ook zoveel mogelijk bij onze projecten te betrekken, onder meer in workshops en discussies.
Gelukkig zien we dat bij deze partijen veel bereidheid is tot samenwerking op het vlak van gebiedsinrichting. Iedereen heeft baat bij een robuuste omgeving. Ze hopen die ontwikkeling met hun kennis en tools verder te versterken.”
Bron: WUR