Dit was één van de vragen die gesteld werd tijdens het UGA zomerwebinar ‘Omgevingskiemen onder controle’. Zootechnisch specialist Uiergezondheid Sabine Tijs, spreker tijdens dit webinar, legt het uit.
Uiergezondheid wordt door veel factoren beïnvloed. Melk je met een robot? Dan verdienen sommige factoren extra aandacht.
Uierhygiëne
Op robotbedrijven met uiergezondheidsklachten spelen de omgevingsgebonden mastitisverwekkers vaak een belangrijke rol. Dit heeft meerdere redenen. Bij de voorbehandeling van de melkrobot wordt geen onderscheid gemaakt tussen vuile en schone spenen. Bovendien is er geen controle op de effectiviteit van de voorbehandeling. Ook weten we uit onderzoek dat de spenen bij de melkrobot niet altijd optimaal worden gereinigd. Met name de bevuiling vóór de voorbehandeling heeft een negatieve invloed op de reiniging van de spenen. Daarom is het belangrijk extra aandacht te besteden aan de stal- en uierhygiëne.
Melkfrequentie
Regelmatig melken is gunstig voor de uiergezondheid en de melkproductie. Streef naar een koppelgemiddelde van meer dan twee en een halve melking per koe per dag en een beperkt aantal koeien (< 5%)met minder dan twee melkingen per dag. Er zijn veel factoren die invloed hebben op het robotbezoek, zoals de stal- en robotbezetting, het koeverkeer, de instelling van de melktoestemming, het stalklimaat en de klauwgezondheid. Andere factoren die het robotbezoek beïnvloeden zijn de interacties met krachtvoerboxen en het rantsoen aan het voerhek.
Onvolkomenheden melkrobot
Omdat robotmelken continu doorgaat is het belangrijk dat onvolkomenheden bij de melkrobot tijdig worden ontdekt. Deze zijn niet altijd zichtbaar op attentielijsten. Daarom is het belangrijk om de robot minimaal twee keer per dag te checken. De belangrijkste onvolkomenheden bij de robot voor de uiergezondheid zijn: onvoldoende voorbehandeling, onvoldoende sprayen, lekke slangen en mislukte aansluitingen. Bij de laatste kunnen ook koefactoren een rol spelen, zoals onrustige koeien, te lang haar op de uier, te weinig melk of een suboptimale speenplaatsing.
Bron: GD Diergezondheid