De melkprijs zit al een tijdje in de lift en wie een rondje langs de melkverwerkers maakt, ziet dat de markt nog meer ruimte biedt. Zo bestaat er ook een niche in zuivel: van de nieuwe trend van Jersey melk, tot een minimelkfabriek aan huis.
Holland Jersey
Melk van Nederlandse Jerseys kun je in het zuivelschap vinden onder de naam Holland Jersey. Consumptiemelk, yoghurt, kaas en boter; het wordt gemaakt van de melk met 6 procent vet. Holland Jersey heeft geen eigen productiefaciliteit, maar besteedt de verwerking uit. Inmiddels zijn circa 25 bedrijven aangesloten bij Holland Jersey.
Biologische melk van Aurora
Biologische bedrijven kunnen met hun melk terecht bij de grotere melkverwerkers, maar er zijn ook kleinere melkverwerkers. Op de grens van Nederland en Duitsland bevindt zich familiebedrijf Aurora, dat onder de naam De Dageraad melk op de mark brengt. Aurora verwerkt op jaarbasis net iets minder dan 10 miljoen kilogram melk van zowel koeien, geiten als schapen.
Op dit moment leveren Nederlandse boeren en Duitse boeren hun melk exclusief aan Aurora. Alle boeren die aan Aurora leveren hebben een biologisch gecertificeerd bedrijf. Sommige Nederlandse boeren zijn Demeter/biodynamisch gecertificeerd en alle Duitse boeren zijn Bioland gecertificeerd.
Melk van individuele koeien via Elkemelk
Melk van een individuele koe kopen? Dat kan bij Elkemelk. In de schappen van Albert Heijn en Jumbo liggen flesjes met koenamen als Tietje 213, Margriet 430 en Elkje. Via de website van Elkemelk, kunnen consumenten een reactie geven op de individuele koe waarvan ze melk gekocht hebben. De markt is klein; slechts een tiental melkveehouders is aangesloten.
Lely Orbiter en Mijn Melk
Mijn Melk komt direct van de boerderij, zonder tussenstop bij een grote melkfabriek. De Mijn Melk-makers kiezen voor een korte en transparante keten. De melk wordt namelijk direct op de boerderij verwerkt en verpakt in een mini-zuivelfabriek op het erf. Deze mini-zuivelfabriek, de Lely Orbiter, verwerkt en verpakt de melk binnen tien minuten na het melken.
Tekst: Rob van Ginneken