Gebruiksvriendelijk en afrekenend met de gebreken van Holstein. Dat zijn de argumenten die pleiten voor crossbreeding. Na een opgaande fase tien jaar geleden, stagneerde de inzet van andere rassen rond 2015. Inmiddels stijgen de cijfers weer, maar een groot marktaandeel ligt op de korte termijn niet voor de hand.
Decennialang overheerste de Fries-Hollandse (FH) koeien samen met het Maas-Rijn-IJsselvee (MRIJ) de melkveestapel in Nederland. De combinatie van melk- en vleesproductie werd tot de jaren 70 van de vorige eeuw gezien als het meest economisch. Totdat de Holstein-Frisian (HF) zijn intrede deed in Europa. De makkelijk producerende Holstein met hun melktypische bouw wonnen terrein in landen als België, Duitsland en Engeland. De export van het FH-vee stagneerde en noopte de Nederlandse fokkerijsector tot het herzien van hun visie. De kritiek op de ‘wandelende kapstokken’ verstomde en de eerste vorm van rassenmenging werd een feit.
Beste van beide rassen
Door het inkruisen van HF op het FH-ras werd het beste van beide rassen gecombineerd. Een beweging die zich in de decennia daarna is blijven herhalen. Begin jaren 90 kwamen de eerste Montbéliardes naar Nederland, later won Fleckvieh aan populariteit en verschenen er steeds meer Brown Swiss-stieren op de stierenkaarten. Meest recent is de introductie van Scandinavisch roodbonte rassen, onderverdeeld in Noors roodbont enerzijds en anderzijds VikingRed, waarin de rassen van het Fins, Zweeds en Deens Roodbont verenigd zijn.
Redenen om in te kruisen
Het gebruik van andere rassen in een Holstein-melkveestapel kan meerdere redenen hebben. Het kan dienen ter compensatie van problemen die in de loop van de jaren ontstaan zijn in de Holstein-populatie. Uit de praktijk komen bijvoorbeeld klauwproblemen, vruchtbaarheid en afkalfproblemen vaak als reden naar voren om een ander ras in te kruisen. Maar ook inteelt is een reden dat boeren besluiten over te gaan naar andere rassen. Als gevolg van genomic selection zijn de bloedlijnen in de top van de Holstein-lijsten vernauwd en is het risico op inteelt toegenomen. Dat inteelt tegengaan een uitdaging wordt in de toekomst is ook algemeen bekend in de Holstein-wereld.
Crossbreeding voor voerefficiëntie
Recenter is het argument voerefficiëntie toegevoegd aan de redenen om te starten met inkruisen. Dat verklaart ook de opkomst van het VikingRed en Noors roodbont, dat naast harde klauwen en een betere vruchtbaarheid ook efficiënter met voer omgaat dan een Holstein-dier. Ook de stabiele opmars van de Jersey is te wijten aan de goede voerefficiëntie van het ras. Per kilogram lichaamsgewicht zet de Jersey – dankzij de hogere gehaltes – de meeste kilogrammen vet en eiwit weg. Tot slot is er nog de categorie veehouders die het leuk vindt om eens een ander kleurtje in de stal te hebben.
Holstein nog altijd populair
Van het totaal aantal eerste inseminaties wordt in Nederland een kleine 70 procent geïnsemineerd met een Holstein-stier. Dat percentage is sinds 2007 met 15 procent gedaald, waarvan de laatste 10 procent vanaf 2015 waar de link met de introductie van het fosfaatrechtenstelsel gemaakt kan worden.
Kruisingsrassen
Van de meest gebruikte kruisingsrassen – Montbéliarde, Brown Swiss, Fleckvieh, Jersey en de Scandinavisch roodbonte rassen – werden in 2019 zo’n 90.000 inseminaties geregistreerd, in percentages circa 6 procent van het totaal aantal eerste inseminaties. In Vlaanderen lag het percentage in 2019 op 1,8 procent, ofwel een kleine 4.000 inseminaties.
Crossbreeding wint weer terrein
Volgens Hans Kerkhof (Xsires) is de markt zich weer aan het herstellen. “Toen fosfaatrechten werden geïntroduceerd zagen we een verschuiving naar Holstein-stieren. Het oude idee van zoveel mogelijk kilogrammen melk produceren binnen het fosfaatquotum, kreeg weer voet aan de grond. Maar inmiddels zien we wel weer meer aandacht ontstaan voor het inkruisen van dieren. Maximale output van het dier is geen doel op zich, maar de balans tussen gebruikseigenschappen en productie. De fokprogramma’s achter de andere melkveerassen hebben zich ook ontwikkeld. Qua productie en gehalten kunnen andere rassen zich meten met Holstein.”
Ook Jan Hiddink (Koole en Liebregts) ziet dat de aandacht voor kruisrassen weer toeneemt. “Niet alleen in Nederland, maar ook in België. Daar hebben we inmiddels ook twee fokkerijspecialisten rondrijden om ons ProCross-concept te promoten.”
Leidt crossbreeding tot productieverlies?
Volgens Kerkhof en Hiddink is er – ondanks meer gebruikerservaringen – toch nog een negatieve teneur rondom het gebruik van andere rassen, zoals het argument dat kruisingen ingezet worden om managementproblemen te camoufleren en dat kruisen melkproductie kost. Kerkhof verwijst onder meer naar de Fleckvieh-proef die enkele jaren terug liep in samenwerking met Wageningen UR. Daaruit bleek dat er geen significante productieverliezen werden vastgesteld bij een vergelijkende proef tussen zuivere Holstein-dieren en crossbreeds. “Ook kruislingen kunnen dus melk geven.” Opvolgend aan de Fleckvieh-proef is er drie jaar geleden een Noors Roodbonte-proef gestart, vertelt Kerkhof. “Over enkele weken kalven de eerste dieren uit de proef af en in de loop van volgend jaar verwachten we de eerste resultaten.”
Toekomstperspectief crossbreeding
Hoewel de cijfers weer in het voordeel draaien van de crossbreeding blijft de uiteindelijke inzet procentenwerk, zeker in Vlaanderen. Maar ontwikkelingsperspectief is er zeker, betuigen Kerkhof en Hiddink. Hiddink overtuigend: “Over 10 jaar gebruikt een kwart van de veehouders andere rassen.”
Kringloopambities
Er zijn echter een paar factoren die meewegen in de keuzes om met kruisen te beginnen. Kerkhof verwijst bijvoorbeeld naar de kringloopambities van het Nederlandse ministerie van Landbouw. “Daar ontstaat een hernieuwde aandacht voor een ander type koe. Dat kun je teruggaan naar rassen met een kleine basispopulatie, zoals MRIJ. Of je gaat via kruisingen naar een veestapel die gebruik maakt van de progressie die de individuele rassen wereldwijd boeken.”
Emotionele factor
Maar ook emotie speelt mee. Hiddink houdt regelmatig spreekbeurten en komt daarbij in contact met jonge boeren. “De veestapel waar ze mee werken is het resultaat van jarenlange inspanningen van hun (voor)ouders. In één generatie verandert dat door te gaan kruisen. Dat is wel een drempel. Aan de andere kant: in de pluimveehouderij, varkenshouderij en in de veredeling; in de hele landbouw wordt er volop gekruist. Het is al vaak genoeg bewezen dat je met kruisingen een efficiëntere veestapel krijgt. Maar de emotionele factor speelt zeker nog een rol.”
Crossbreeding blijft dus voorlopig nog functioneren als een nichemarkt. Toch is er weer een stijgende lijn in de cijfers van crossbreeding te zien. Maar met hoeveel rassen kruis je eigenlijk? In dit artikel gaan we dieper in op het kruisen met meerdere rassen.
Dit betreft een deel van een artikel uit het vakblad Melkveebedrijf. Soortgelijke artikelen thuis op de mat?
Tekst: Rob van Ginneken
Beeld: Els Korsten