De levensproductie van Nederlandse melkkoeien is de laatste jaren hard gestegen en zit nu rond de 35.000 liter. Het eind is zeker niet in zicht. “Binnen twee à drie jaar halen we de 40.000 liter”, verwacht specialist veestapelmanagement Tonnie Vissers van CRV.
Vissers vertelde dit in het webinar ‘Lang leeft de koe’ dat CRV donderdag 29 september uitzond. In het webinar waren tevens aangeschoven Aniek Kock, fokkerij-specialist van CRV en melkveehouder Jos Knoef uit Geesteren (Ov.), die binnenkort de honderdste honderdtonner op zijn bedrijf verwacht te hebben.
Langere levensduur economisch interessant
Uit gegevens uit de CRV Jaarstatistieken die Vissers liet zien, blijkt dat de gemiddelde levensduurdagen van Nederlandse stamboekkoeien in 2021 rond de 2.150 dagen zat, met een levensproductie van 35.000 kilogram melk. Vanaf 2018 vertoont de lijn met levensduurdagen een sterke stijging. Dat komt doordat veehouders in de periode daarvoor sterk gesneden hebben in de veestapel vanwege de invoering van de fosfaatwetgeving. Door de fosfaatwetgeving is de levensduur belangrijker geworden. “Langere levensduur betekent dat je minder jongvee hoeft op te fokken. Je kunt de opfokkosten verdelen over meerdere lactaties. En een oude koe geeft meer dan een vaars”, vertelt Knoef.
Levensproductie is meer dan alleen genetisch
Vissers, Kock en Knoef waren het er over eens dat een lange levensduur niet alleen genetisch bepaald is. “Er komt meer bij kijken. Management en bedrijfsomstandigheden zijn belangrijk, maar gezondheid is de basis”, vertelt Kock. Volgens Vissers zijn ook ‘tender, love and care’ belangrijk. “Melkveehouders zijn daar ook steeds meer mee bezig. Als koe kun je het beste in Nederland of Vlaanderen leven.” Genetische aanleg speelt uiteraard een rol als het om levensduur gaat. De fokwaarde levensduur is daarbij een belangrijk kengetal, maar zegt niet alles. Belangrijk is ook beengebruik, klauwgezondheid, uiergezondheid en persistentie mee te nemen.
Prototype honderdtonner
Als prototype van een honderdduizendliter-koe schetst Knoef een vaars met goede benen en een goed uier, goed in balans en niet te groot. De optimale maat is 145 tot 150 centimeter. “Er gaan bij ons nu meer koeien weg omdat ze te groot zijn dan omdat ze te klein zijn”, vertelt Knoef. Hij vindt het belangrijk dat nu ook de voorbenen worden meegenomen bij de bedrijfsinspectie. “Een koe moet voldoende ruimte in de voorhand hebben. Ze moet niet met de benen door elkaar te lopen, maar ook niet te breed.” Het ideale kruis is licht voor Knoef hellend met voldoende breedte, met de draaiers centraal geplaatst.
Onderliggende fokwaardes
De melkveehouder vindt levensduur niet de belangrijkste fokwaarde. “Levensduur is belangrijk. Bij oudere stieren is dit een hard getal. Maar ik kijk liever naar onderliggende fokwaardes. Uiergezondheid is heel belangrijk. Vruchtbaarheid voor ons wat minder. Een mindere uiergezondheid is een dagelijkse ergernis. Vruchtbaarheid maar om de drie weken. Ook een goede klauwgezondheid is belangrijk. Als de benen en de klauwen goed zijn, blijft de koe vlot lopen, vreten, naar de robot en naar de wei.”
Tekst: Gerben Hofman