Er zijn verschillende mogelijkheden om de ecologische voetafdruk te verkleinen, maar deze systemen bieden ook beperkingen. De CO2-uitstoot, dierenwelzijn en biodiversiteit zijn andere belangrijke kenmerken in duurzaamheidsstrategieën. Vooruitgang boeken op deze gebieden kan soms op gespannen voet staan met het verlagen van de uitstoot, volgens de ING.
Wetenschappelijke studies noemen ongeveer 150 individuele maatregelen die boeren kunnen gebruiken om de CO2-voetafdruk van de melkproductie te verkleinen. De maatregelen op het erf zijn gewoonlijk geclusterd in drie grote groepen: voerproductie en -efficiëntie, gezondheid van dieren en mestverwerking.
De effectiviteit van verschillende maatregelen hangt grotendeels af van individuele boeren en hun lokale situatie. Melkveebedrijven variëren wereldwijd sterk in grootte, sommige huisvesten slechts twintig koeien terwijl op andere bedrijven meer dan vijfduizend koeien worden gehouden. Daarnaast zijn er nog andere verschillen zoals geografie en locatie, kenmerken van boeren (zoals leeftijd) en regelgeving in verschillende landen.
Ongeacht deze verschillen hebben alle boeren mogelijkheden om de voetafdruk van hun melk te verkleinen door zo efficiënt mogelijk te zijn in het produceren en inzetten van voer, ervoor te zorgen dat hun veestapel gedurende hun volledige levensduur in optimale conditie is en het gebruik van mest en kunstmest te optimaliseren. Deze verbeteringen brengen echter vaak kosten met zich mee, zowel financieel als in termen van tijd en vereiste vaardigheden.
Kansen met methaan reducerende voeradditieven
Het aanbod van voeradditieven die helpen om de methaanuitstoot van melkvee te verminderen, groeit. Bedrijven in alle grote zuivelregio’s onderzoeken dit, hoewel ze erkennen dat additieven momenteel nog minder effectief zijn in systemen met veel weidegang.
Meerdere Europese bedrijven zijn hun eerste pilots met Bovaer van dsm-firmenich aan het opschalen en verschillende bedrijven (Danone, Groupe Bel, het Noorse Q-Milk) brengen al producten op de markt van koeien die Bovaer hebben gekregen.
De verwachtingen in de zuivelindustrie zijn hooggespannen, omdat additieven de CO2-uitstoot van de productie van een kilo melk met tien tot vijftien procent kunnen verminderen tegen relatief lage kosten. Maar de uitrol zal stap voor stap gebeuren.
De ING denkt dat 2025 een cruciaal jaar wordt, omdat dsm-firmenich tegen die tijd genoeg capaciteit verwacht te hebben om voldoende te produceren voor vijf miljoen koeien. Dit staat gelijk aan een kwart van de Europese melkveestapel.
Operationele kosten zijn de belangrijkste hindernis voor deze voeradditieven. Op een doorsnee melkveebedrijf in Nederland zou het gebruik van dergelijke additieven de kosten met vier tot tienduizend euro verhogen, wat neerkomt op een stijging van de totale kosten met één procent.
Mestvergisters hangen aan overheidssteun
Mestvergisters bieden een effectieve manier om de methaanuitstoot uit mest te verminderen. Hoewel hun aantal groeit, worden ze nog steeds maar op een beperkt aantal melkveebedrijven ingezet.
Verschillende landen, waaronder Frankrijk, Nederland en Ierland, hebben ambitieuze plannen om de productie van biomethaan te verhogen als alternatief voor aardgas. Voor melkveehouders zijn vergisters een kans om de uitstoot van mest te verminderen.
Uitdagingen zijn er
Zowel de initiële investering als de hogere productiekosten voor biomethaan kunnen grote hindernissen zijn voor het gebruik van mestvergisters. Op een typisch Nederlands melkveebedrijf bedraagt de investering ongeveer een half miljoen euro, ervan uitgaande dat andere infrastructuur, zoals een moderne stal, al aanwezig is. Het werkelijke bedrag is ook afhankelijk van de grootte van het bedrijf en het type vergister.
Californië is een goed voorbeeld van hoe hindernissen kunnen worden verlaagd door ondersteunend beleid. In Californië wordt de kapitaalinvestering voor de bouw van een biovergister op een boerderij met 2500 koeien geschat acht miljoen euro. De inkomsten voor Californische melkveebedrijven omvatten de verkoopprijs van het gas, maar het grootste deel van de inkomsten is afkomstig van het genereren van ‘credits’ in het kader van het Low-Carbon Fuels Standard (LCFS)-programma van de staat, federale Renewable Fuels Standards (RFS)-programma’s.
CO2 opslaan in de bodem blijft een uitdaging
Aangezien sommige emissies onvermijdelijk zijn bij de productie van zuivel, wordt het verbeteren van de CO2 vastlegging op boerderijen vaak gezien als een noodzakelijke stap om de resterende emissies te compenseren. Er zijn echter drie belangrijke uitdagingen voor deze aanpak.
- Ten eerste is de duurzaamheid van extra opgeslagen CO2 een uitdaging, aangezien CO2-voorraden in de bodem inherent dynamisch zijn en CO2 in de bodem vaak gedeeltelijk vrijkomt wanneer boeren hun land bewerken.
- Ten tweede is het een uitdaging om te bewijzen dat bepaalde activiteiten hebben geleid tot extra CO2-vastlegging.
- Ten derde zijn op sommige plaatsen de CO2 niveaus in graslanden al vrij hoog, waardoor het moeilijk is om de niveaus verder te verhogen.
Dit betekent dat de belangrijkste kans om extra CO2 in de bodem op te slaan ligt in landbouwgrond waar boeren voergewassen verbouwen en in het planten van bomen en hagen op niet-productieve grond.
De verkoop van CO2-certificaten kan hieraan bijdragen. Een complicerende factor voor de zuivelindustrie is dat wanneer melkveehouders acties ondernemen, certificaten genereren en deze verkopen aan bedrijven in andere sectoren, ze niet meer bijdragen aan de inspanningen om de CO2-uitstoot in de zuivelsector te verminderen.
Overstappen op groene energie
Emissies in zuivelverwerkingsfaciliteiten komen vooral door de energie die wordt gebruikt om een groot scale van producten te maken, van houdbare melk tot babyvoeding tot kaas. Het verbeteren van de energie-efficiëntie en het vergroenen van de resterende energievraag zijn de belangrijkste elementen in de aanpak van bedrijven met betrekking tot hun scope 1- en 2-emissies.
Zonnepanelen bieden de standaardoptie om zelf een deel van de totale elektriciteitsvraag op te wekken. Het resterende deel kan worden gedekt door contracten voor groene stroom. Afstappen van gas, olie of kolen om warmte te produceren vereist meer maatwerk. Dit komt doordat elke zuivelfabriek een ander uitgangspunt heeft qua leeftijd en soorten producten die het maakt.
In veel zuivelfabrieken is het verwerken van melk tot poeder (sproeidrogen) het meest energie-intensieve proces, wat betekent dat veel bedrijven kijken hoe ze de uitstoot van dit proces kunnen verminderen.
In Nederland kondigden zowel FrieslandCampina als Nestlé investeringen aan in warmteterugwinningsapparatuur om het gasverbruik in hun sproeidrogers te verminderen. Ondertussen investeert Arla dertig miljoen euro in een elektrische warmtepomp op een van haar locaties in Denemarken.
Wie gaat dit betalen?
Zullen de inspanningen van de zuivelindustrie een impact hebben op de consumentenprijzen? Ja, want het vereist investeringen en inspanningen, zowel op boerderijen als in productiefaciliteiten.
Hoewel sommige investeringen kostenbesparingen kunnen opleveren, is dit niet altijd het geval. Per saldo hebben CO2-reductiemaatregelen een opwaarts effect op de productiekosten en afzetprijzen, voeradditieven zijn een goed voorbeeld.
Toch hebben zuivelverwerkers moeite om duurzaamheidspremies uit de markt te krijgen. Daarom verwacht de ING op korte termijn geen sterke stijgingen van de consumentenprijzen als gevolg van duurzaamheidsinspanningen.
Bron: ING