Door ontwikkelingen zoals de coronacrisis en veranderend consumentengedrag is er in Europa minder vraag naar (kalfs)vlees. Het totale aanbod van kalfsvlees is nu sinds de coronapandemie groter dan de vraag, waardoor de opbrengsten dalen. Door te innoveren, samen te werken en te integreren binnen de keten kan de vleeskalverhouderij hier weerstand aan bieden. Daarnaast liggen er kansen in verkoop aan regio’s buiten Europa. Lees de laatste cijfers, trends en ontwikkelingen in dit artikel.
Gevolgen coronacrisis houden nog aan
De Europese foodservice-sector (restaurants, catering, hotels, etc.) is normaal gesproken de grootste afnemer van kalfsvlees, maar door de coronacrisis daalde de vraag sterk. In 2020 leidde dit tot sterke prijsdalingen. Door aanbodbeperking en het gedeeltelijk heropenen van de foodservice is de prijs hersteld. Al is aan de andere kant de kostprijs van productie gestegen, door hoge prijzen voor nuchtere kalveren en hogere voerprijzen.
Bedrijven die onder contract produceren merken van deze marktbewegingen relatief weinig; deze prijseffecten worden door de contractgevers opgevangen. Wel hebben zij met extra leegstand te maken, waardoor ook hun financiële positie verslechterd. Bedrijven die voor eigen rekening en risico produceren merken de invloed van de marktbewegingen direct, waardoor de beschikbare geldmiddelen onder druk komen te staan. Gelukkig voor deze bedrijven hebben velen een beroep kunnen doen op de overheidsregeling Tegemoetkoming Vaste Lasten. Hierdoor werden ze voor geleden verlies voor een deel financieel gecompenseerd.
De komende periode blijft uitdagend voor kalverhouders en hun financiële middelen. Voerprijzen blijven voorlopig hoog, net als de hoger dan gemiddelde prijzen van nuchtere kalveren. We verwachten dat de markt verder herstelt vanuit de vraagkant. Dit komt door het verder afbouwen van de coronamaatregelen. De opbrengstprijs kan hierdoor verder stijgen. Dit neemt niet weg dat vraag en aanbod zeker tot in 2022 strak moeten worden beheerst.
Integratie en samenwerking
In de vleeskalverhouderij maken we onderscheid tussen de blankvlees- en jong-rosésector (kalveren die 6 tot 8 maanden leven) en de rosésector (kalveren die 8 tot 12 maanden leven). De rosésector heeft naar verhouding meer ‘vrije mesters’: ondernemers die de dieren volledig voor eigen rekening en risico houden. In de blankvlees en jong-rosésector wordt daarentegen meer samengewerkt binnen de keten (integratie). Zo worden er kalveren door integraties (slachterijen, melkpoederfabrikanten en handelaren) bij de kalverhouder gestald. De houder ontvangt dan een vergoeding voor arbeid, stalruimte en mest. De integratie levert het kalf en het voer, en zorgt voor de afvoer van de slachtrijpe kalveren.
Deze handige constructie zorgt ervoor dat de sector sterk staat ten opzichte van Europese concurrenten. Doordat er ook is geïntegreerd in buitenlandse ketens spreiden bedrijven hun risico’s. Op dit moment is de Nederlandse sector voor kalverhouderijen kostprijsleider in de Europese Unie, en de verwachting is dat de sector de succesformule van samenwerken en integreren verder uitbreidt.
Uitdagingen liggen in milieu en dierenwelzijn
Ondanks de sterke positie van de vleeskalverhouderij zijn er ook uitdagingen. Door de stijgende aandacht voor milieu en dierenwelzijn vanuit de overheid en de samenleving is er verandering nodig. De sector moet aan de slag om langeafstandstransporten te verminderen, het antibioticagebruik verder te verlagen en te zorgen voor minder uitstoot van geur, ammoniak en fijnstof.
Het rapport ‘2025: De Nederlandse vleessector in balans’, van de Centrale Organisatie voor de Vleessector, geeft vleesbedrijven handvatten voor deze uitdagingen. Verder stelde de kalversector in 2019 een plan op als invulling van de wens vanuit de overheid voor kringlooplandbouw. Daarin staan doelen als ‘tweederde van de stallen emissievrij in 2028’ en ‘meer leefruimte per kalf (1,8 naar 2,0 m2)’. Helaas is er tussen de kalversector en de overheid nog geen overeenstemming bereikt over de te volgen route.
Wat de uiteindelijke uitkomst van de afspraken ook wordt, de te stellen doelen brengen een investeringsinspanning mee die niet iedere kalverhouder wil of kan verrichten. Mede hierdoor zal het aantal bedrijven de komende jaren dalen. Ook de stikstofproblematiek zal in deze sector een uitwerking hebben via vrijwillige opkoopregelingen die nog worden opengesteld. Bedrijven van voldoende omvang met een hoog diergezondheidsniveau en goede technische resultaten, hebben perspectief en blijven aantrekkelijke partners om mee samen te werken.
Geen groei, toch sterke internationale positie
Groei van de sector vindt in Nederland niet meer plaats. Door de hierboven genoemde uitdagingen zal de sector de komende jaren krimpen, met naar schatting tien of vijftien procent. Dit zorgt ook voor een betere balans tussen vraag en aanbod. Samenwerken en afstemmen binnen de keten helpt om de vraag te laten stijgen. Denk aan het aanspreken van nieuwe doelgroepen ( consumenten die behoefte hebben aan kwalitatief hoogwaardig voedsel) en nieuwe vormen van verkoop, buiten de retail om. Bijvoorbeeld het initiatief van ‘Vlees van de kalverhouder’, waar je kalfsvlees rechtstreeks bij de kalverhouder koopt. Een andere kans is het aanboren van nieuwe markten buiten Europa, zoals China, Japan en Amerika. Op deze manier wordt de vooraanstaande internationale positie van de Nederlandse vleeskalverhouderij verder versterkt.
Bron: De Rabobank