Steeds meer zuivelverwerkers hebben plannen om in 2050 klimaat neutraal te zijn. Maatregelen op boerenbedrijven zijn cruciaal, maar verhogen vaak de kosten voor boeren. Het uitkeren van een duurzaamheidspremie van een paar cent per liter melk zou een verschil maken, maar zuivelverwerkers hebben moeite om dergelijke premies door te berekenen aan klanten. De ING vergelijkt de stand van zaken in verschillende landen.
CO2-reductiedoelstellingen zijn op grote schaal toegepast in de wereldwijde zuivelindustrie. Van de dertig grootste zuivelverwerkers in Europa, Noord-Amerika, Nieuw-Zeeland, Australië en China heeft bijna elk bedrijf een CO2-reductiedoelstelling voor de eigen bedrijfsvoering.
Zuivelbedrijven streven gemiddeld naar een reductie van 38 procent in 2030 ten opzichte van 2020. Toch zijn er grote verschillen tussen bedrijven. In sommige gevallen worden doelen slechts kort vermeld, terwijl doelen andere gevallen ook aan externe partijen zijn voorgelegd en gevalideerd.
Meeste emissie door zuivelverwerkers zelf
Als zuivelverwerkers in 2050 klimaat neutraal willen worden, moeten ze verder kijken dan hun eigen activiteiten, want ongeveer 95 procent van de broeikasgasemissies van zuivelproducten vindt plaats in hun waardeketen bij toeleveranciers of afnemers en consumenten.
Emissies op landbouwbedrijven in de vorm van methaan (fermentatie in de pens van de koe, mest), stikstof (kunstmestgebruik) en CO2 (verandering in landgebruik, energieverbruik) zijn de overheersende factor en zijn verantwoordelijk voor 65 procent tot 80 procent van alle emissies van gras tot glas.
CO2-voetafdruk als benchmark
De CO2-voetafdruk van de productie van een kilo melk is een belangrijke maatstaf voor zowel melkveehouders als zuivelverwerkers en wordt steeds vaker als benchmark gebruikt. Landen met een relatief lage waarde profiteren over het algemeen van factoren zoals hun gunstige klimaat, geavanceerde landbouwpraktijken en genetische selectie.
Melkveebedrijven in landen als Nieuw-Zeeland en Ierland werken in een extensief systeem en hebben minder externe input nodig. Melkveebedrijven in de Verenigde Staten, China en Denemarken werken daarentegen in een intensiever systeem en slagen erin om hun voetafdruk te verkleinen door een hogere melkproductie per koe te realiseren.
Bron: ING