Je hoeft niet in de landbouw te werken om te merken dat het klimaat verandert. Iedereen herinnert zich de hete droge zomers van 2018 en 2019, en de extreme natte periode van de afgelopen maanden. Waar een boer 20 jaar terug nog wel kon vertrouwen op zijn boerenverstand is het nu andere koek.
Er zijn andere maatregelen nodig. En dat verschilt per gebied. Kijk mee in het zilte Zeeland, peilgestuurde Peel, de verdrogende Veenkoloniën en het verdichtende Flevoland.
Elk gebied zijn eigen oplossing
Wageningen University & Research heeft over heel Nederland locaties waar onderzocht wordt hoe je het best met klimaatverandering kunt omgaan. Deze ‘Boerderijen van de Toekomst’ zoeken daar naar oplossingen, zoals lichtere machines op het land of het testen van rassen die beter bestand zijn tegen extreme weersomstandigheden. “Klimaatverandering zorgt voor een verschuiving in temperatuur en veranderende neerslagpatronen, dat heeft impact op de toekomst van boeren”, zegt Emma Knol, onderzoeker klimaat & bedrijf.
“Iedere regio kampt met andere effecten. Boeren die telen op zandgrond hebben sneller te maken met negatieve gevolgen van droogte. Zandgrond houdt water niet goed vast door de grove structuur van het zand. Boeren die telen op kleigrond hebben juist sneller last bij te veel water.”
Zilt Zeeland
In Zeeland hebben agrariërs te maken met verzilting van de bodem. Deze kustprovincie stond jarenlang bekend om de uienteelt. Maar in vijf jaar tijd is het aantal akkers waar uien worden geteeld bijna gehalveerd – mede vanwege de verzilting. Zomers worden droger, waardoor zout water meer het binnenland indringt. Het krijgt meer ‘ruimte’ omdat het zoete water is gebruikt voor drinkwater, industrie, landbouw of verdampt. Zout water komt als kwelwater omhoog en bereikt het grond- en oppervlaktewater, waardoor de bodem minder vruchtbaar wordt. De uienteelt verschuift nu naar het oosten. Wageningse onderzoekers werken ondertussen aan een oplossing.
Proefboeren in de Peel
In Oost- en Zuid-Nederland is de situatie heel anders. Daar hebben agrariërs te maken met droogtegevoelige zandgronden. Boeren en onderzoekers experimenteren er met gewassen die minder gevoelig zijn voor droogte, zoals de graansoort sorghum.
De ‘Boerderij van de Toekomst Zuidoostelijk Zand’ werkt in Oost- en Midden-Brabant en Noord- en Midden-Limburg: een intensief landbouwgebied met veel vee en intensief grondgebruik. “In onze regio is er een nauwe band tussen plantaardige en dierlijke productie”, zegt bedrijfsleider Marc Kroonen. “Veehouderijen kopen graag de (rest)producten van agrariërs. Dan kun je denken aan ruwvoedergewassen, aardappelen, suikerbieten, granen, groentegewassen, peen, mais.”
Bodemkwaliteit goed houden
In dit gebied is het vooral een uitdaging om de bodemkwaliteit goed te houden en voldoende water beschikbaar te hebben. Boerderijen zijn gebouwd op zandgrond, en die gronden houden weinig water en voedingsstoffen vast. Als je in droge periodes je akker niet kunt beregenen dan gaat de oogst verloren. “Verschillende partijen concurreren om zoet water. Water wordt niet alleen gebruikt als drinkwater, maar is ook belangrijk voor de industrie, natuur en landbouw”, legt Kroonen uit.
“We doen proeven met gewassen en teeltsystemen om te achterhalen of deze met minder water voldoende productie opleveren, zodat boeren hier een boterham mee kunnen verdienen. We beregenen op maat en gebruiken peilgestuurde drainage voor een goede infiltratie en afvoer van regenwater tijdens natte perioden: een systeem waarmee je het grondwater peilt en daarmee kiest om meer of minder water vast te houden. Zo kun je ook beter water infiltreren en langer vasthouden voor droge perioden.”
Boerderij van de Toekomst Zuidoostelijk Zand
‘Boerderij van de Toekomst Zuidoostelijk Zand’ werkt ook aan een gezonde bodem, want ook dat kan helpen om meer water vast te houden. Het is belangrijk om je gewassen zo te kiezen dat ze de grond niet uitputten. Kroonen denkt er bijvoorbeeld aan om met 6 gewassen te werken die elk jaar wisselen: aardappel, wintergraan, grasklaver, een groentegewas, suikerbiet en mais gecombineerd met groenbemesters. “Het systeem levert groente, aardappelen (frites!) en suiker als voedsel voor mensen. Gerst, grasklaver en mais dienen als veevoer. Reststromen van de aardappel en suikerbiet kunnen weer als veevoer naar de melkveehouderij en varkenshouderij.”
Verdrogende Veenkoloniën
Voldoende water is ook in de Veenkoloniën een grote uitdaging. Deze streek ligt in het oosten van Groningen en Drenthe. Boeren in dit gebied telen gewassen die de basis zijn voor een eindproduct, zoals bieten voor het maken van suiker.
Brenda Timmerman, projectleider Boerderij van de Toekomst in Valthermond, laat je kennismaken met het gebied: “Boerderijen liggen op dalgrond. Dit is een zandgrond die vrijkomt wanneer een laag veen is afgegraven, vermengd met bonkaarde: de bovenste laag van het veen. De grond bestaat uit hoger gelegen droge zandkoppen en lager gelegen nattere stukken. Het hoogteverschil binnen de langgerekte percelen wordt steeds groter door het proces van veenoxidatie: het veen dat aan de buitenlucht is blootgesteld, breekt langzaam af. De bodem klinkt uiteindelijk in. Dit proces gaat sneller als het warm is. Natte delen worden natter en droge delen nog droger.”
Wateraanvoer is lastig
Wateraanvoer is lastig, maar je kunt wel water vasthouden. Daarvoor kun je een laaggelegen deel van het perceel van de boerderij gebruiken als buffer. Bij veel regenval kun je de hoogte van de waterstand in de sloot sturen via een dammetje en het water afvoeren naar de buffer. Timmerman: “We bekijken hoe we het water naar de droge gedeeltes krijgen. En we onderzoeken hoe we zo’n nat stuk land toch nog kunnen gebruiken. We denken bijvoorbeeld aan de teelt van lisdodde. Dit gewas kun je gebruiken als biobased bouwmateriaal: natuurlijke materialen dus. Boeren doen daar nu vaak nog niets mee omdat ze nog te veel vragen hebben over de afzet van producten en wat het oplevert.”
In de Veenkoloniën werken de onderzoekers aan een gezond bedrijfssysteem met een goed verdienvermogen, behoud van een gezonde bodem en een manier om de teelt weerbaarder te maken. Bedrijfsleider Gerard Hoekzema: “Zo kijken we in de rotatie aardappelen – bieten – granen naar een extra gewas, waardoor we binnen deze rotaties ook groenbemesters kunnen inzetten.” Timmerman vult aan: “Groenbemesters zorgen voor een hoger gehalte organische stof, en dus een gezondere bodem. Van oudsher werken boeren vaak met drie gewassen. We onderzoeken wat een vierde gewas doet met het inkomen.”
Kleideeltjes slaan kapot
Door naar de laatste halte: Flevoland. Waar boeren die telen op zandgrond moeite hebben om water aan te voeren, is juist te veel water een probleem voor boeren die telen op kleigrond, zoals in Flevoland. Kleigrond kan regenwater bij hevige buien niet snel genoeg opnemen. De bovenste kleideeltjes slaan kapot, en de toplaag wordt dichtgesmeerd met kleinere gronddeeltjes. “De verwachting is dat door klimaatverandering bodems langer nat blijven in de herfst en winter,” zegt Derk van Balen, onderzoeker bedrijfssystemen en bodem. “Als boeren hier met zware machines overheen rijden, is er kans op verdichting van de bodem. Zo kunnen planten minder diep wortelen. In droge zomers is dat zeer nadelig.”
Bodemverdichting oplossen
Volgens Van Balen los je de bodemverdichting niet alleen op door het contactoppervlak van de banden te vergroten. Er blijven dan wel minder sporen op het land achter, maar zware machines verdichten de grond op grotere diepte nog steeds. “Wel kan het helpen om gaten te boren door sterk verdichte lagen. Dan zorg je voor een betere afwatering. Maar de techniek is erg kostbaar,” zegt hij. “Je kunt ook denken aan robotisering en lichtere machines die 24 uur per dag het land op kunnen. Zo is er veel belangstelling voor robottrekkers.
Ook kun je kijken naar gewassen met een korte groeiperiode die geschikt zijn om eerder in het seizoen te oogsten.” Dat brengt volgens Van Balen wel uitdagingen met zich mee, omdat je ook te maken hebt met bedrijven die de producten verwerken. “Het vroeg oogsten en tijdelijk opslaan van suikerbieten is gunstig voor de bodemkwaliteit, maar vaak ongunstig voor de kwaliteit van suikerbieten.”
Volgende generatie
“Het is ons doel om de bodem zo aan de volgende generatie door te geven zoals wij die van de vorige generatie hebben gekregen”, vult Gerard Hoekzema aan. Volgens hem zal precisielandbouw, zeker in de Veenkoloniën, een opgang maken. “Dalgronden bestaan bijvoorbeeld uit zand en veen in telkens een andere samenstelling en een ander organisch stofgehalte. De verscheidenheid in bodemsoorten veroorzaakt een verscheidenheid aan problemen: een gebiedsgerichte aanpak is nodig.”
Bron: WUR