Op 17 oktober jongstleden heeft minister Schouten van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit door middel van een brief vragen beantwoord naar aanleiding van het Schriftelijk Overleg fosfaatrechten. De brief die de minister aan de Kamer heeft geschreven kunt u hieronder lezen.
Geachte voorzitter,
Hierbij bied ik uw Kamer de beantwoording van de gestelde vragen naar aanleiding van het Schriftelijk Overleg over fosfaatrechten.
‘Fosfaatrechtenstelsel: maatregelen vleesveehouderij en starterscategorie knelgevallen’
Vraag 1) De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen over de Kamerbrieven ‘Fosfaatrechtenstelsel: maatregelen vleesveehouderij en starterscategorie knelgevallen’ (Kamerstuk 33 037, nr. 308) en ‘Stand van Zaken fosfaatrechtenstelsel’ (Kamerstuk 33 037, nr. 309). Deze leden hebben hierover de volgende vragen. De leden van de VVD-fractie merken op dat in de brief van 18 juli 2018 (Kamerstuk 33 037 nr. 308) de beleidsregel fosfaatrechten jongvee wordt aangekondigd. In de brief wordt aangegeven dat de initiële toekenning van fosfaatrechten wordt herzien. Kan de minister aangeven waarom zij in deze brief niet is ingegaan op de situatie die op dat moment al bekend was, namelijk van vleesveebedrijven die fosfaatrechten verkocht hebben voor de Kamerbrief van 29 maart 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 281) waarin de minister een wijziging heeft aangekondigd? Hoe wil de minister met deze situaties omgaan? Kan de minister aangeven of de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) de ondernemers (zowel verkopers als kopers) geïnformeerd heeft over de reden waarom de overdracht van fosfaatrechten werd aangehouden? Zo nee, waarom niet? Is de minister op de hoogte van voorbeelden waarbij de verkoop al in de maanden januari of februari heeft plaatsgevonden, de overdracht nog steeds in afwachting is en waarbij de ondernemers niet geïnformeerd zijn over de reden waarom de overdracht is aangehouden? Is de minister van mening dat de periode van aanhouden van de overdracht tot de dag van vandaag rechtvaardig is, zeker gezien het feit dat de kopende partij ervan uit gaat dat hij over de fosfaatrechten kan gaan beschikken? Indien dat niet het geval is, moet de kopende partij dan andere maatregelen gaan nemen, in het uiterste geval het afvoeren van dieren?
Antwoord: Toen de problematiek van vleesvee in het fosfaatrechtenstelsel aan het licht kwam, heb ik RVO.nl opdracht gegeven om de registratie van overdrachten van fosfaatrechten van vleesveebedrijven aan te houden, omdat mogelijk sprake was van ongeoorloofde staatssteun. Nederland is gehouden onrechtmatige staatssteun terug te vorderen en daarom de toekenningen te herzien. Om zoveel mogelijk te voorkomen dat ondernemers in de problemen zouden komen als gevolg van de herziening van het toegekende fosfaatrecht, is de registratie van overdrachten van fosfaatrechten door RVO.nl aangehouden. In de Meststoffenwet is geregeld dat pas aanspraak kan worden gemaakt op een van een ander bedrijf afkomstig productierecht, nadat de kennisgeving door RVO.nl is geregistreerd. In de periode voor 29 maart is er een aantal transacties geweest die niet zijn aangehouden. Ongeveer 10 vleesveehouders hebben fosfaatrechten verkocht waarvan achteraf is geconstateerd dat (deels) sprake is van ongeoorloofde staatssteun. Nederland is gehouden ongeoorloofde staatssteun terug te vorderen. Ook bij deze vleesveehouders wordt de toekenningsbeschikking daarom aangepast conform de beleidsregel fosfaatrechten jongvee. Hierover worden de betrokken vleesveehouders door RVO.nl geïnformeerd. In totaal gaat het om ongeveer 2.400 kg fosfaat. Daarvan is een kleine 200 kg nog in bezit van de vleesveehouder(s). Dit wordt door middel van herbeschikking geschrapt. Ongeveer 2.200 kg fosfaat is verkocht aan melkveehouders. Dit komt overeen met de fosfaatproductie van ongeveer 50 melkkoeien. Het genoten voordeel wordt in geld teruggevorderd bij de vleesveehouder. De fosfaatrechten die hiermee gemoeid zijn, blijven bij de melkveehouders.
Prognose van het CBS
Vraag 2) De leden van de VVD-fractie hebben ook vragen over de brief van 14 september 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 309). Deze leden constateren dat de voorlopige cijfers van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) over 2018 een onderschrijding van 5% laten zien. Kan de minister aangeven wanneer de voorlopige cijfers na het derde kwartaal aan de Kamer worden gestuurd en wanneer de definitieve cijfers beschikbaar zijn? Kan de minister aangeven hoe zij omgaat met de situatie als ook de definitieve cijfers een onderschrijding laten zien? Deelt de minister de mening dat indien er onder het fosfaatplafond wordt geproduceerd de ruimte terug moet naar de sector? Zo nee, waarom niet?
Antwoord: De volgende prognose van het CBS zal na afloop van het derde kwartaal worden opgeleverd. Ik zal uw Kamer zo spoedig mogelijk na oplevering informeren. De definitieve cijfers voor de fosfaat – en stikstofproductie worden een half jaar na afloop van het betreffende kalenderkaar vastgesteld. Het is gebruikelijk dat het CBS deze cijfers eind juni beschikbaar stelt. Zoals de leden van de VVD-fractie aangeven is er in de laatste prognose inderdaad sprake van een onderschrijding van het fosfaatproductieplafond, maar daarbij dient vermeld te worden dat er sprake is van een overschrijding van het stikstofproductieplafond. Het fosfaatrechtenstelsel heeft betrekking op beide plafonds. Op basis van de huidige cijfers zie ik dan ook geen productieruimte die ‘teruggegeven’ zou kunnen worden aan de sector. Daar komt bij dat, zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld (onder meer in het Schriftelijk Overleg van 31 mei jl. Kamerstuk 33 037, nr. 288 en in mijn brief van 14 september jl. Kamerstuk 33 037, nr. 309) dat uit de besprekingen met de Europese Commissie onder andere naar voren is gekomen dat het aantal toegekende rechten in overeenstemming moet worden gebracht met het fosfaatproductieplafond. Zolang het aantal rechten het plafond overschrijdt, is er geen ruimte om ondernemers extra “productieruimte” (d.w.z. fosfaatrechten) ter beschikking te stellen.
Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)
Vraag 3) De minister gaat in haar brief in op de uitvoering door RVO.nl, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Zij geeft nog een keer aan waarom het fosfaatrechtenstelsel in het leven is geroepen. Deze leden hebben de invoering van het fosfaatrechtenstelsel gesteund, omdat er op dat moment onvoldoende mogelijkheden waren om de derogatie voor Nederland veilig te stellen. Tegelijkertijd merken zij op dat door middel van innovaties er veel meer mogelijkheden zijn om met de fosfaatoverschotten om te gaan. Dat de Europese Commissie hiervoor nog geen ruimte biedt, is buitengewoon jammer. De leden van de VVD-fractie vragen om dit wel, zeker in aanloop naar het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), voor het voetlicht te blijven brengen.
Antwoord: In het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn (Kamerstuk 33037, nr. 250) zijn pilots benoemd die gedurende de looptijd van het actieprogramma, in de periode 2018-2021, zullen worden uitgevoerd. Het plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020, zoals Nederland dat binnen de kaders van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft opgesteld, richt zich onder meer op innovatie. De voorstellen voor een vernieuwd GLB bieden min of meer vergelijkbare instrumenten voor innovatie. Alternatieve mogelijkheden om fosfaat effectief te benutten of hergebruiken kunnen binnen die beleidskaders een uitwerking krijgen. Ik zal mij bij de onderhandelingen over toekomstige EU-regelgeving blijven inzetten voor ruimte voor duurzame innovaties.
1.933 aanvragen voor de knelgevallenvoorziening afgerond
Vraag 4) De leden van de VVD-fractie lezen dat er 2.490 bedrijven zijn die zich hebben aangemeld voor de knelgevallenregeling. Kan de minister aangeven wanneer de 604 aanvragen afgewikkeld zijn? Kunnen deze leden de conclusie trekken dat er 1.608 aanvragen niet toegekend zijn? Is de bezwaartermijn op deze beslissing inmiddels verstreken?
Antwoord: Op dit moment is de behandeling van 1.933 aanvragen voor de knelgevallenvoorziening afgerond. Hiervan zijn 311 aanvragen toegewezen en 1.622 aanvragen afgewezen. Vanaf eind februari 2018 zijn er besluiten op de aanvraag voor de knelgevallenvoorziening verzonden. Dit betekent dat voor een deel van de aanvragen die zijn afgewezen de bezwaartermijn zal zijn verstreken. RVO.nl streeft ernaar om de resterende aanvragen voor de knelgevallenvoorziening zorgvuldig en zo snel mogelijk af te handelen. Een aantal oorzaken maakt dat dit meer tijd kost. Zo is er sprake van aanvragen voor de knelgevallenvoorziening door vleesveehouders. In deze gevallen moet eerst de herbeoordeling op basis van de beleidsregel worden afgerond, voordat de aanvraag voor de knelgevallenvoorziening kan worden afgehandeld. Daarnaast zijn er bedrijven die zowel een aanvraag voor de knelgevallenvoorziening als een bezwaarschrift tegen de initiële beschikking voor de toekenning van fosfaatrechten hebben ingediend. In deze gevallen wordt de beoordeling van de aanmelding voor de knelgevallenvoorziening gecombineerd met de afhandeling van het bezwaarschrift.
Kan de minister een overzicht geven van het exacte aantal vleesveebedrijven?
Vraag 5) Kan de minister een overzicht geven van het exacte aantal vleesveebedrijven? Kan de minister aangeven hoeveel beschikkingen er in eerste instantie zijn afgegeven? Kan de minister aangeven op hoeveel beschikkingen inmiddels een herbeoordeling heeft plaatsgevonden? Wanneer zijn de herbeoordelingen afgerond?
Antwoord: De term vleesveebedrijven heeft betrekking op diverse bedrijfstypen. Het gaat naast bedrijven die alleen vleesvee houden ook om bedrijven die zowel melkvee als vleesvee houden. RVO.nl heeft ca. 5300 bedrijven in beeld die op 2 juli 2015 dieren hielden die aan te merken zijn als vleesvee. Van deze bedrijven wordt per dier bepaald of het vleesvee of melkvee betreft. De helft van deze bedrijven is inmiddels beoordeeld. Tot en met 24 september hebben 608 bedrijven een herziene beschikking ontvangen. Daarnaast hebben 358 bedrijven een besluit ontvangen op hun – aangehouden – verzoek tot toekenning van fosfaatrechten. De inzet is er op gericht om alle vleesveebedrijven uiterlijk in oktober 2018 te beoordelen. In een aantal gevallen zal er aanvullende informatie bij de landbouwer moeten worden opgevraagd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen, waardoor de beoordeling niet in oktober kan worden afgerond. De betreffende landbouwers worden hierover geïnformeerd.
Hoeveel transacties van fosfaatrechten door vleesveehouders zijn er?
Vraag 6) In de brief van 14 september 2018 geeft de minister ook aan dat de overdracht van fosfaatrechten van vleesveehouders is aangehouden. Kan de minister een precies overzicht geven van hoeveel transacties van fosfaatrechten door vleesveehouders zijn aangemeld bij RVO.nl in de maanden januari, februari, maart, april, mei, juni, juli en augustus? Hoeveel van deze transacties zijn geheel of deels doorgevoerd en hoeveel transacties zijn aangehouden? Kan de minister aangeven welke informatie met de betrokken vleesveehouders en de betrokken kopers is gedeeld?
Antwoord: Een overzicht van de aangemelde transacties door vleesveehouders is niet per maand beschikbaar. Wel kan ik uw Kamer een totaalbeeld geven. Tot en met 29 september 2018 zijn er 1.191 kennisgevingen ingediend voor overdracht van fosfaatrechten door vleesveehouders. Hiervan zijn 646 transacties geregistreerd en dus afgehandeld. Er zijn nog 545 transacties die worden aangehouden omdat het een bedrijf met vleesvee betreft waarvan de herbeoordeling volgens de beleidsregel nog niet heeft plaatsgevonden. Zodra de herbeoordeling voor deze relaties is afgerond, wordt ook de aanvraag voor registratie van de overdracht van fosfaatrechten beoordeeld en afgehandeld. RVO.nl stelt alles in het werk om deze transacties van vleesveehouders zo snel mogelijk te verwerken en de ondernemers daarover te informeren.
Vraag 7) Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of de minister kan aangeven welke wettelijke afhandeltermijn voor complexe gevallen wordt gehanteerd.
Antwoord: De wettelijke termijn voor de afhandeling van de overdracht van fosfaatrechten is 8 weken, te rekenen vanaf het moment dat de leges zijn ontvangen en de termijn voor eventuele blokkade door een hypotheekhouder is verstreken.
Fosfaatrechten verhuurd of gehuurd zonder dat hier een afroming op plaatsvindt
Vraag 8) De leden van de VVD-fractie ondersteunen de lijn van de minister richting de Europese Commissie waarin zij benadrukt dat Nederland onder de maximale fosfaatproductie blijft. Wel hebben zij vragen over het niet uitvoeren van de motie van de leden Geurts en Lodders over het mogelijk maken dat maximaal 10% van de in bezit zijnde fosfaatrechten verhuurd of gehuurd kunnen worden zonder dat hier een afroming op plaatsvindt (Kamerstuk 33 037, nr. 295). Deze leden betreuren het dat de reden waarom deze motie is ingediend onderbelicht blijft. Zoals de minister weet werken de melkveehouders met levend vee. Dat betekent dat zij aan het einde van het jaar niet aan de fosfaatproductieknop kunnen draaien en deze ‘uit’ kunnen zetten. De melkkoe produceert melk en levert daarmee ook fosfaat. Een melkkoe krijgt ook kalfjes die vervolgens meetellen in de hoeveelheid fosfaatrechten die een ondernemer nodig heeft. Tegen het einde van het jaar kan de situatie zo zijn dat een melkveehouder moet ‘bijsturen’. Hij kan dit doen door een kleine hoeveelheid fosfaatrechten te huren. Als hij deze gelegenheid niet heeft, dan zal hij dieren moeten afvoeren voor de slacht. Om tegen het einde van het jaar te kunnen ‘bijsturen’, is het noodzakelijk dat er melkveehouders zijn die de ruimte die zij overhebben, willen verhuren zodat een melkveehouder die rechten voor één of twee koeien te weinig heeft kan bijhuren en vice versa. De motie van de leden Geurts en Lodders stimuleert dat melkveehouders deze stap zullen zetten. Als zij ‘gestraft’ worden met een afroming van fosfaatrechten, dan is dat geen stimulans en zullen ze een andere keuze kunnen maken. De leden van de VVD-fractie vragen de minister nadrukkelijk om deze mogelijkheid toch te bieden om te voorkomen dat er een andere keuze gemaakt zal worden. Deze motie vraagt niet om meer fosfaatrechten en om die reden zien deze leden niet in waarom de Europese Commissie dit niet zou willen steunen. Tegelijkertijd vragen deze leden de minister of er mogelijkheden zijn dit op nationaal niveau te regelen (eventueel door een tijdelijke regeling), zodat melkveehouders duidelijkheid krijgen. Ook op dit punt tikt de tijd door.
Antwoord: Zoals ik in mijn brief van 14 september jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 309) heb aangegeven, kan de afroming bij huur of verhuur van 10% van de in bezit zijnde fosfaatrechten niet worden geschrapt zonder dat de wet en daarmee ook de staatssteunbeschikking wordt aangepast. Hoewel deze wijziging niet tot een toename van de totale hoeveelheid rechten zou leiden, zou het effect van de fosfaatbank – het stimuleren van grondgebonden melkveehouderij en jonge boeren – hierdoor wel worden verminderd. De Europese Commissie heeft bij de staatssteungoedkeuring van het stelsel juist het belang benadrukt van het stimuleren van grondgebondenheid middels de fosfaatbank. In het huidige fosfaatrechtenstelsel is een balans gevonden tussen verschillende belangen, zowel waar het gaat om het milieu en de productiemogelijkheden voor de Nederlandse melkveehouderijsector, als waar het verschillende groepen ondernemers binnen de sector betreft. De Europese Commissie heeft aangegeven dat, gelet op deze balans, aan eventuele aanvullende wensen niet binnen het fosfaatrechtenstelsel tegemoet kan worden gekomen. De uitkomst van een staatssteunprocedure is daarmee allerminst zeker. De Europese Commissie heeft daarmee aangegeven dat een beslissing op een staatssteunprocedure niet voor het einde van het huidige kalenderjaar moet worden verwacht. Daarmee is de voorgestelde aanpassing geen oplossing voor de situatie waarin ondernemers zich dit jaar bevinden. Het volledig benutten van de productierechten, zonder inbouw van enige reserveruimte, is een keuze van de ondernemer. Hij kent het wettelijke stelsel inclusief de afroming van 10% bij overgang van fosfaatrechten. Melkveehouders die niet het risico willen lopen om dieren te moeten afvoeren naar de slacht, zullen minder scherp aan de wind varen en in hun bedrijfsvoering rekening houden met ruimte die zij mogelijk aan het eind van het jaar nodig hebben om bij te sturen.
Vraag 9) De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de minister nog bezig is met het oplossen van de grote problemen die ontstaan zijn met het invoeren van een stelsel van fosfaatrechten. De derogatie is behouden, maar aan veel keukentafels van melkveehouders en hun gezinnen is er nog grote onzekerheid en ook wanhoop, omdat voor hen het fosfaatrechtenstelsel disproportioneel en onrechtvaardig uitpakt. De leden van de CDA-fractie zijn teleurgesteld over de uitkomsten van het overleg met de Europese Commissie. Het spijt deze leden om te vernemen dat de eurocommissaris voor Mededinging niet is overtuigd. In haar beantwoording van de schriftelijke vragen van CDA-Europarlementariër SchreierPierik stelt de eurocommissaris dat: ‘Hoewel in het kader van het besluit geen ontheffing mogelijk is, moet de toekenning van fosfaatrechten volgens de richtsnoeren in overeenstemming zijn met (d.w.z. niet hoger zijn dan) de verwachte behoeften van elke begunstigde. Met betrekking tot de verwachte behoeften van de landbouwers waarnaar het geachte Parlementslid verwijst, en op voorwaarde dat de bij het staatssteunbesluit vastgestelde bovengrens niet wordt overschreden, zouden aan deze landbouwers in het kader van het goedgekeurde stelsel fosfaatrechten kunnen zijn toegewezen op basis van hun verwachte behoeften.’ In hoeverre biedt dat mogelijkheden, bijvoorbeeld voor een ruimere toepassing van de binnen het stelsel bestaande knelgevallenvoorziening?
Antwoord: De beantwoording van de vragen van Europarlementariër Schreier Pierik biedt geen nieuwe mogelijkheden of aanknopingspunten voor een ruimere toepassing van de binnen het stelsel bestaande knelgevallenvoorziening. De Commissie wijst in haar beantwoording juist op de verplichting van Nederland om zich te houden aan de voorwaarden van de staatssteunbeschikking. In dat verband heeft de Europese Commissie benadrukt dat Nederland de hoeveelheid toegekende fosfaatrechten in overeenstemming moet brengen met het sectorale fosfaatproductieplafond. Het toekennen van extra rechten aan ondernemers die in de problemen zijn geraakt, maar niet aan de voorwaarden van de knelgevallenvoorziening voldoen, zou betekenen dat de hoeveelheid toegekende rechten nog verder toeneemt. Voorts zou daarbij opnieuw de afbakening een probleem zijn, waarover ik reeds eerder met uw Kamer van gedachten heb gewisseld.
Waarom kiest u er niet voor om in 2018 melkveehouders ontheffingen te verlenen uit de fosfaatbank
Vraag 10) De leden van de CDA-fractie vragen de minister waarom zij er niet voor kiest om in 2018 al melkveehouders ontheffingen te verlenen uit de fosfaatbank, gezien de grote knel voor sommige bedrijven dit jaar.
Antwoord: Met het oog op de uitvoerbaarheid van de regeling fosfaatbank kunnen ontheffingen die op grond van deze regeling worden toegekend pas in het daaropvolgende kalenderjaar ingaan. Dit hangt samen met het feit dat het fosfaatrechtens telsel een kalenderjaarsystematiek kent. Afwijking daarvan zou meebrengen dat er een toets op benutting van de productieruimte plaats moet vinden. Deze ruimte mag immers niet tweemaal in hetzelfde jaar worden gebruikt. Voor 2018 is bovendien van belang dat de fosfaatbank waarschijnlijk niet eerder dan 1 november open kan gaan. De regeling waarin wordt vastgelegd hoe het uitgeven van fosfaatrechten uit de fosfaatbank in zijn werk gaat is op 17 september aan uw Kamer en de Eerste Kamer voorgehangen. Daarna moeten de aanvragen worden beoordeeld, waarna de ontheffingen in de eerste maanden van 2019 zullen worden verstrekt. De ontheffingen zullen wel (met terugwerkende kracht) op 1 januari 2019 ingaan. In volgende jaren zal openstelling van de fosfaatbank steeds op 1 september plaatsvinden, zodat ondernemers voor de start van het nieuwe kalenderjaar weten of zij over ontheffingen kunnen beschikken.
Welke consequenties zijn er voor melkveehouders
Vraag 11) Ten algemene vragen de leden van de CDA-fractie of de minister inzichtelijk kan maken welke consequenties er voor melkveehouders zullen zijn wanneer zij boven hun fosfaatbeschikking produceren aan het eind van het kalenderjaar.
Antwoord: Artikel 21b van de Meststoffenwet verbiedt een ondernemer in een kalenderjaar meer fosfaat met melkvee te produceren dan het op het bedrijf rustende fosfaatrecht. Na afloop van het kalenderjaar zal hierop worden gecontroleerd door de NVWA. Bij constatering van een overtreding wordt er door de NVWA een proces-verbaal opgemaakt en wordt dit doorgegeven aan het OM. Het OM bepaalt of wordt overgegaan tot vervolging en welke strafeis wordt gehanteerd. De strafrechter beslist over het opleggen van de straf en over de hoogte ervan. De consequenties van de overtreding worden dus bepaald door het OM en de rechter.
Vraag 12) De leden van de CDA-fractie lezen dat in de vleesveehouderij begonnen is met de herbeoordeling van beschikkingen. Wanneer zijn de herbeoordelingen bij vleesveehouders afgerond? Hoeveel ‘blokkades’ liggen er nog op overdracht van rechten tussen ondernemers naar aanleiding van deze herbeoordelingen? In hoeverre is het resultaat van deze herbeoordelingen dat er minder kilogram fosfaat beschikbaar is op melkvee-, vleesvee- of gemengde bedrijven? Is de minister bekend met de situaties dat vleesveehouders fosfaatrechten reeds verkocht hebben en verrast zijn door de veranderde regelgeving? Hoe gaat de minister met dit soort situaties verder om? Hoe wordt de beleidsregel fosfaatrechten jongvee toegepast op ondernemers die tussen 2 juli 2015 en de datum van publicatie van de beleidsregel in 2018 niet konden voorzien dat de passage ‘bestemd om zoogkoe te worden’ geïntroduceerd zou worden? Hoe wordt omgegaan met nuchtere kalveren op melkveebedrijven?
Antwoord: Zoals ik in mijn brief aan uw kamer van 14 september jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 309) heb gemeld, verwacht ik dat RVO.nl in de tweede helft van oktober klaar is met de herbeoordelingen in het kader van de beleidsregel fosfaatrechten jongvee. De inzet is er op gericht om alle vleesveebedrijven uiterlijk in oktober 2018 te beoordelen. In een aantal gevallen zal er aanvullende informatie bij de landbouwer moeten worden opgevraagd om een zorgvuldige beslissing te kunnen nemen, waardoor de beoordeling niet in oktober kan worden afgerond. De betreffende landbouwers worden hierover geïnformeerd. Ik ben bekend met de situatie dat vleesveehouders reeds voor 29 maart 2018 fosfaatrechten hebben verkocht die (deels) ongeoorloofde staatssteun zijn. Dit betreft ongeveer 10 vleesveehouders, de teveel vervreemde ongeoorloofde staatsteun betreft ongeveer 2.200 kg fosfaatrechten. Nederland is gehouden onrechtmatige staatssteun terug te vorderen. De toekenningsbeschikking van de betreffende vleesveehouders wordt daarom aangepast conform de beleidsregel fosfaatrechten jongvee. Voor zover de vleesveehouder door verkoop van rechten over minder rechten beschikt dan moeten worden geschrapt, wordt het resterende voordeel in geld teruggevorderd. De rechten die reeds verkocht zijn aan melkveehouders blijven bij de melkveehouders. Zie ook het antwoord op een vergelijkbare vraag van de leden van de VVD-fractie. De beleidsregel fosfaatrechten jongvee wijzigt de regelgeving niet, maar geeft duidelijkheid over de toepassing van de regelgeving. Voor al het jongvee op een melkveebedrijf zijn fosfaatrechten nodig.
Hoeveel derogatievergunning zijn er aangevraagd?
Vraag 13) In 2018 moesten landbouwers voor het eerst een derogatievergunning aanvragen. Hoeveel vergunningen zijn er aangevraagd, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Deze leden vernemen dat niet iedereen die de afgelopen jaren van de derogatie gebruik heeft gemaakt ervan wist dat ze dit jaar een vergunning moesten aanvragen. Is de minister bekend met deze situaties? Hoe heeft de minister landbouwers die gebruik maakten van de derogatie ingelicht over de nieuwe werkwijze? Ziet de minister nog mogelijkheden om degene die de afgelopen jaren gebruik heeft gemaakt van de derogatie maar nu onverhoopt is vergeten een derogatievergunning aan te vragen alsnog de kans te geven deze voor 2018 aan te vragen?
Antwoord: De werkwijze voor een aanvraag voor derogatie verschilt niet met 2017. In 2018 zijn 18.077 vergunningen voor derogatie aangevraagd en tot op heden zijn 17.989 derogatievergunningen verleend. Deelnemers aan derogatie in 2017 zijn individueel door RVO.nl per brief geïnformeerd over de periode waarin zij een derogatievergunning voor 2018 konden aanvragen. Daarnaast heeft RVO.nl daarover op verschillende manieren gecommuniceerd, onder meer door middel van de nieuwsbrief en via sociale media. Wanneer een aanvraag te laat is ingediend heeft RVO.nl beoordeeld of er sprake was van overmacht en zijn de betreffende ondernemers hierover geïnformeerd. Ik zal de derogatie 2018 niet opnieuw openstellen. Het bemestingsseizoen is inmiddels teneinde, ondernemers kunnen hun bemesting niet meer compenseren in de tijd indien een derogatie nu zou worden verleend. Ook kan niet meer aan de gestelde voorwaarden uit de derogatiebeschikking worden voldaan, bijvoorbeeld het tijdig indienen van een bemestingsplan.
Vraag 14) De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende stukken en hebben daarover nog enkele vragen. Om te beginnen constateren de leden van de D66-fractie dat het fosfaatrechtenstelsel individuele ondernemers hard kan raken en soms pijnlijke offers vraagt. De minister doet in dit verband een sterk beroep op de sector en met name op de banken vanwege de medeverantwoordelijkheid die zij hebben gehad in de investeringen van ondernemers rond de afschaffing van de zuivelquota. De minister biedt in dit verband ook aan het borgstellingsfonds in te zetten. Deze leden vragen of de minister daarnaast bereid is een ultieme poging te ondernemen om met de sector en de banken om de tafel te gaan zitten om te bespreken wat zij kunnen en willen doen om op zich gezonde bedrijven te redden die failliet dreigen te gaan door het fosfaatrechtenstelsel.
Antwoord: Ik heb uw Kamer sinds de introductie van het stelsel met regelmaat op de hoogte gehouden van mijn zoektocht naar de mogelijkheden om te voorkomen dat in de kern gezonde bedrijven, die door de introductie van het fosfaatrechtenstelsel in de problemen zijn geraakt, omvallen. In mijn brief van 14 september jl. (Kamerstuk 33 037, nr. 309) heb ik u tot mijn spijt moeten melden dat het palet aan mogelijkheden vanuit de overheid nu volledig is verkend en uitgeput. Dat is een van de redenen dat ik nu nogmaals een beroep doe op private partijen om tot een oplossing te komen. Gegeven de rol en de verantwoordelijkheden die de banken hebben, heb ik juist hen opgeroepen alles op alles te zetten om te voorkomen dat in de kern gezonde bedrijven omvallen. Ik heb een aantal private partijen daar ook rechtstreeks op gewezen. Het is nu aan hen om met anderen in de sector naar private oplossingen te zoeken.
Vraag 15) Voorts realiseren de leden van de D66-fractie zich dat derogatie van het fosfaatrechtenstelsel van essentieel belang is voor de Nederlandse veehouderijsector. De huidige periode van derogatie loopt door tot het einde van 2019. Op dat moment beslist de Europese Commissie wederom of derogatie aan ons land verlengd wordt. Kan de minister de contouren schetsen van de nieuwe derogatie in het licht van de door haar gepresenteerde toekomstvisie over kringlooplandbouw?
Antwoord: De versterkte handhavingsstrategie is conform de derogatiebeschikking op 28 september bij de Europese Commissie ingediend en aan uw Kamer toegezonden (Kamerstuk 33037, nr. 311). Nu de strategie is ingediend bij de Europese Commissie zal ik het gesprek gaan starten over verlenging van de huidige derogatie voor de jaren 2020-2021, zodat de derogatie er is voor de volledige duur van het zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn. Mijn visie op de landbouw en de wijze waarop ik daaraan invulling zal gaan geven, zal ik de komende periode verder gaan uitwerken evenals de herbezinning op het mestbeleid. Beide trajecten zullen relevant zijn voor een eventuele derogatieaanvraag na het huidige actieprogramma.
Streeft de minister naar derogatie tot in lengte van dagen?
Vraag 16) De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de minister van 18 juli 2018 (Kamerstuk 33037, nr. 308). Hierin is te lezen dat de Europese Commissie Nederland toestemming heeft gegeven om vanwege staatssteunpolitiek twee nieuwe maatregelen voor de vleesveesector in het fosfaatrechtenstelsel toe te passen. Op deze twee maatregelen komen de leden van de GroenLinks-fractie later terug. Eerst hebben deze leden nog een algemene vraag. Omdat vleesvee de afgelopen jaren geen stijgende fosfaatproductie heeft getoond, komt deze sector in aanmerking voor derogatie. Streeft de minister naar derogatie tot in lengte van dagen?
Antwoord: Derogatie is bedoeld om veehouders onder strikte milieuvoorwaarden meer dierlijke mest te laten toedienen op hun land zodat de nutriëntencyclus op het bedrijf meer gesloten is. Derogatie verruimt de mogelijkheid voor gebruik van dierlijke mest in plaats van kunstmest en stimuleert het gebruik van grasland boven maïsland. De hogere gebruiksnorm voor dierlijke mest, de derogatie van de Nitraatrichtlijn, wordt door de Europese Commissie alleen toegekend als geen afbreuk wordt gedaan aan het bereiken van de doelstellingen van de Nitraatrichtlijn. Uit onder meer de monitoringsresultaten van derogatiebedrijven (Kamerstuk 33037, nr. 306) blijkt duidelijk dat de grondwaterkwaliteit onder derogatiebedrijven gemiddeld genomen beter is dan het gemiddelde van alle landbouwbedrijven. Veruit de meeste derogatiebedrijven kennen een nitraatconcentratie in de wortelzone die lager is dan 50 milligram nitraat per liter. D it maakt duidelijk dat derogatie bijdraagt aan het sluiten van de kringloop van stikstof op bedrijfsniveau. De huidige derogatie geldt voor de periode 2018-2019. Op basis van de onlangs aan u gestuurde handhavingsstrategie (Kamerstuk 33037, nr. 311) ga ik in gesprek met de Europese Commissie over een verlenging van deze derogatie met twee jaar. Bij het besluiten over het aanvragen van toekomstige derogaties op de Nitraatrichtlijn zal ik steeds de weging maken of een derogatie geen afbreuk doet dan wel een bijdrage levert aan het bereiken van milieudoelstellingen.
Hoeveel zoogkoeienhouders hebben interesse getoond in het gebruik maken van de vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij?
Vraag 17) De leden van de GroenLinks-fractie zijn op de hoogte van de keuze die zoogkoeienhouders moeten maken tussen de vrijstelling en het behoud van hun fosfaatrechten. Hoeveel zoogkoeienhouders hebben interesse getoond in het gebruik maken van de vrijstellingsregeling zoogkoeienhouderij? Wat zijn veelal de overwegingen die boeren hebben bij de keuze wel of geen gebruik te maken van de vrijstelling?
Antwoord: De vrijstellingsregeling is nog niet in werking. Ik heb dan ook geen zicht op de hoeveelheid ondernemers die hiervan gebruik wil maken en wat hun overwegingen daarbij zijn. Ik acht het echter van groot belang dat de relevante sectorvertegenwoordigers, LTO Nederland, Vleesvee NL en de Stichting Zeldzame huisdierrassen, hebben meegedacht over deze oplossing en hun steun hebben uitgesproken. Dat toont aan dat deze maatregel daadwerkelijk als oplossing wordt gezien door hun achterban.
Vraag 18) De leden van de SGP-fractie constateren dat de prognose van het CBS voor de fosfaatproductie in Nederland uitkomt op een onderschrijding van het nationale fosfaatplafond met bijna 8 miljoen kilogram. Deze leden vinden het, ook gegeven de algemene staatssteunkaders, onbestaanbaar dat dan niet voor 0,5 tot 1 miljoen kilogram ruimte gevonden zou kunnen worden om meer knelgevallen tegemoet te komen. Deelt de minister dit gevoel?
Antwoord: Zoals ik bij het aanbieden van de monitor fosfaat- en stikstofexcretie mest 1 juli 2018 aan uw Kamer heb gemeld, zijn de cijfers in de prognose nog onzeker, en moet er vanwege het extreme weer van deze zomer een extra slag om de arm worden gehouden. Bovendien laat de monitor naast een onderschrijding van het fosfaatproductieplafond een overschrijding van het stikstofproductieplafond zien. De Europese Commissie houdt Nederland ook aan dit plafond. Daar komt bij dat, zoals ik eerder aan uw Kamer heb gemeld in het Schriftelijk Overleg van 31 mei 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 288) en tijdens het AO van 27 juni jl., de Europese Commissie heeft benadrukt dat het aantal toegekende rechten in overeenstemming moet worden gebracht met het fosfaatproductieplafond. Dat betekent dat een onderschrijding in de daadwerkelijke productie van fosfaat geen ruimte biedt om ondernemers die problemen ondervinden als gevolg van de introductie van het fosfaatrechtenstelsel tegemoet te komen, zonder opnieuw een generieke korting toe te passen.
De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de wijze waarop bedrijven met bezwaren tegen de fosfaatrechtenbeschikking behandeld worden
Vraag 19) De leden van de SGP-fractie maken zich grote zorgen over de wijze waarop bedrijven met bezwaren tegen de fosfaatrechtenbeschikking behandeld worden. Deze leden hebben al eerder aangegeven dat regulering van eigendom niet zonder een toets op aanwezigheid van een individuele disproportionele last kan. Inmiddels is de regering door het College van Beroep voor het bedrijfsleven teruggefloten. De leden van de SGP-fractie constateren echter dat veel melkveebedrijven in de knel geen tijd hebben om de beoordeling van hun individuele zaak door de overheid af te wachten. Ze hadden al moeten en kunnen weten waar ze aan toe zijn. Deze leden hebben enkele vragen. Is bij alle inmiddels afgehandelde bezwaren gekeken naar de eventuele aanwezigheid van een individuele disproportionele last? Zo nee, hoe gaat de minister hiermee om? Hoe gaat de minister zorgen voor versnelling van procedures?
Antwoord: Als een melkveehouder wordt geconfronteerd met feiten en omstandigheden die niet voor alle veehouders gelden en die meebrengen dat hij in bijzondere mate wordt getroffen door de maatregel, kan sprake zijn van een individuele disproportionele last. Voor de conclusie dat een dergelijke situatie zich voordoet, zijn bijzondere omstandigheden noodzakelijk. Ik heb vanzelfsprekend gekeken naar de eventuele aanwezigheid van een individuele disproportionele last. Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft gevraagd om een nadere motivering inzake de beoordeling op individueel niveau. Hoewel de uitspraken van het CBb het fosfaatreductieplan 2017 betreffen en niet het fosfaatrechtenstelsel, vind ik het belangrijk om hiermee ook bij de uitvoering van het fosfaatrechtenstelsel rekening te houden.
Vraag 20) De leden van de SGP-fractie ontvangen graag een nadere inschatting van de verwachte wijzigingen in de fosfaatcijfers als de excretieforfaits geactualiseerd worden en vleesveehouders vrijgesteld worden, gegeven de ruimte om rekening te houden met seizoensmatige fluctuatie van de fosfaatexcretie.
Antwoord: Ik beschik niet over een inschatting van de omvang van het effect van de actualisering van de excretieforfaits met betrekking tot stikstof en fosfaat. Zoals eerder gemeld in de Kamerbrief van 4 juli 2018 (Kamerstuk 33 037, nr. 306) acht ik een aanpassing van de forfaits op dit moment nog niet aan de orde. Gegeven de gevolgen die een aanpassing kan hebben binnen het fosfaatrechtenstelsel acht ik het van belang dat het stelsel eerst stabiliseert. Ik verwacht dat de excretieforfaits bij een actualisatie omlaag gaan, maar een kwantificering vergt uitgebreid onderzoek. De vrijstellingsregeling voor zoogkoeienhouders treedt naar verwachting eind oktober in werking. Ik verwacht eind 2018 meer zicht te hebben op de hoeveelheid rechten die hiermee gemoeid is.
Carola Schouten, Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
Bron: Rijksoverheid