Met 17 procent kalveren die onvoldoende biest-antistoffen hebben doen de Vlaamse veehouders het helemaal niet slecht wanneer we onze resultaten vergelijken met deze uit het buitenland. Toch is er ook bij ons nog ruimte voor verbetering. Aldus resultaten van een Veepeiler-project bij 43 melkvee- en 44 vleesveebedrijven. Opvallend: vleesveehouders scoren qua biestmanagement beter dan melkveehouders.
Dat een goed biestbeleid cruciaal is voor de gezondheid van uw runderen blijkt alvast uit de vaststelling dat kalveren die 2 jaar na de start van het project gestorven waren, opmerkelijk lagere gehaltes aan biest-antistoffen in het bloed hadden in vergelijking met kalveren die wel overleefden. Meer specifiek: 2 jaar na de start van het project hadden kalveren met onvoldoende biest-antistoffen in het bloed 2,6 keer meer de kans om te sterven dan andere kalveren.
Aandachtspunten en bevindingen
- Meet de biestkwaliteit en bereken op basis daarvan het aantal liter biest dat een kalf nodig heeft.
Een kalf heeft behoefte aan minstens 150 à 200 gram antistoffen binnen de 6 uur na de geboorte. Om te kunnen berekenen hoeveel liter biest een kalf nodig heeft om deze hoeveelheid antistoffen op te nemen, is het essentieel om de concentratie aan antistoffen in de biest die u wil toedienen te kennen. Dit komt u te weten wanneer u de biestkwaliteit meet. De helft van de deelnemende rundveehouders past dit al toe. Ze maken hiervoor gebruik van een colostrummeter of een brixrefractormeter. - Streef naar een zo hoog mogelijk gemiddelde concentratie aan antistoffen en zo weinig mogelijk variatie tussen de individuele kalveren voor een optimale bedrijfsgezondheid. 42 procent van de Vlaamse rundveebedrijven slaagt er nu al in om alle kalveren voldoende biest te laten opnemen. Op de andere bedrijven is er meer variatie. Hierdoor kan de gemiddelde hoeveelheid antistoffen die kalveren opnemen op deze bedrijven wel boven de algemeen aanvaarde norm van 10 g/l liggen maar kunnen er op deze bedrijven toch ook heel wat kalveren aanwezig zijn die een tekort aan antistoffen hebben. Ook het omgekeerde is mogelijk: geen enkel kalf heeft een tekort aan biest-antistoffen maar het gemiddelde is vrij laag.
- Hoe hoger de concentratie antistoffen in het bloed van een kalf, hoe beter.
De norm van 10 g/l biest-antistoffen in het bloed van kalveren is algemeen aanvaard. Toch doet u er toch goed aan te streven naar hogere gehaltes aan biest-antistoffen. - Hoe vroeger het kalf biest krijgt, hoe hoger de concentratie antistoffen die het opneemt. Omdat er heel vaak een keizersnede wordt uitgevoerd, zijn vleesveehouders bijna altijd aanwezig wanneer een koe kalft. Hierdoor slaagt 75 procent van de vleesveehouders erin om de biest kort na geboorte aan het kalf toe te dienen. Bij de deelnemende melkveehouders is dit percentage met 47 procent behoorlijk lager.
- Bewaar biest steeds in de koelkast. Wanneer u biest die u later op de dag nog aan een kalf wil toedienen op kamertemperatuur bewaart, is de kans groter dat deze besmet wordt met bacteriën dan wanneer je de biest koel bewaart. Besmette biest heeft een nadelige invloed op het verwerven van immuniteit door het kalf en op zijn gezondheid. Ook hier scoren vleesveehouders beter: 30 procent bewaart de biest wel eens bij kamertemperatuur in vergelijking met 65 procent van de melkveehouders.