Vaccineren tegen mastitis zorgt voor een lager celgetal en minder klinische mastitis. Op bedrijven die vaccineren stijgt de BSK meer dan op andere bedrijven. De duurzaamheid verbetert: de gemiddelde leeftijd van de koeien neemt toe en het antibioticagebruik neemt af. Dit zijn kort samengevat de conclusies van zevenjarig onderzoek naar het effect van vaccineren tegen mastitis op 33 Nederlandse melkveebedrijven.
In het veldonderzoek tussen 2013 en 2020 werden 33 melkveebedrijven ieder gedurende twee jaar gevolgd. Het eerste jaar werd er niet gevaccineerd tegen mastitis. De resultaten van deze twee jaar werden per bedrijf vergeleken. De bedrijven waren willekeurig gekozen en voerden in de onderzoeksperiode geen grote managementwijzigingen door. Voor de data is vooral gebruik gemaakt van de MPR en MediRund-rapportages.
Belangrijkste resultaten
Het blijkt dat vaccineren tegen mastitis een positieve invloed heeft op de melkproductie, de BSK en de leeftijd van het koppel. Het aantal mastitisbehandelingen neemt daarbij af, evenals het aantal gebruikte mastitisinjectoren en het totale antibioticagebruik op het bedrijf. Het tankmelkcelgetal daalt en er komen minder nieuwe koeien met een verhoogd celgetal.
Parameter | Jaar voor vaccinatie | Jaar met vaccinatie | Verschil (%) |
---|---|---|---|
Aantal mastitisbehandelingen | 43,1 | 25,4 | -39,84 |
Dagdosering mastitisinjectoren | 1,00 | 0,55 | -38,36 |
Aantal behandelde dieren voor mastitis | 35,9 | 21,6 | -33,52 |
Antibioticagebruik van het bedrijf | 3,31 | 2,66 | -17,63 |
Percentage nieuwe dieren met verhoogd celgetal | 7,7 | 6,8 | -12,58 |
Tankmelkcelgetal | 165,5 | 153,93 | -5,41 |
Leeftijd aanwezige dieren (jaren) | 4,42 | 4,52 | +3,31 |
BSK | 43,60 | 44,53 | +2,79 |
Melkeiwitpercentage | 3,55 | 3,57 | +0,63 |
Vaccineren tegen mastitis is economisch rendabel
Op een bedrijf met honderd melkkoeien kunnen de directe opbrengsten van mastitisvaccinatie 9.270 euro bedragen, blijkt uit het veldonderzoek door HIPRA Nederland. Op bedrijven waar gevaccineerd wordt tegen mastitis stijgt de BSK met 2,79 procent, daar waar de jaarlijkse gemiddelde BSK-verhoging op basis van CRV-cijfers 1,39 procent is. De melkproductie stijgt bij vaccinatie met 130 kilogram per koe per jaar. Rekenend met een melkprijs van 34,40 euro per honderd kilogram levert dit het melkveebedrijf jaarlijks 4.454 euro extra op.
Voor het andere deel zijn de extra opbrengsten toe te schrijven aan vermindering van het aantal mastitisgevallen. Wetenschappelijk Nederlands onderzoek uit 2016 laat zien dat een mastitisgeval gemiddeld 301 euro kost. Daling van het aantal mastitisgevallen van 42 naar 26 per jaar levert zo 4.816 euro per jaar op. De totale extra opbrengst door vaccinatie is dus 9.270 euro. Halen we hier de kosten van vaccinatie à gemiddeld dertig euro per koe vanaf, dan levert vaccinatie per saldo 6.270 euro per jaar op. Dit betekent dat de melkveehouder voor elke geïnvesteerde euro in vaccinatie er ruim drie terugkrijgt.
Welke invloed heeft vaccineren tegen mastitis op de duurzaamheid?
Uit het onderzoek blijkt dat vaccineren tegen mastitis een positieve invloed heeft op de levensduur van de koeien. De gemiddelde leeftijd van de koe stijgt met 3,31 procent. Er hoeven minder koeien afgevoerd te worden vanwege klinische mastitis of hoog celgetal. Dit is positief in het kader van duurzaamheid en werkt op de lange duur bedrijfseconomisch ook weer gunstig door. Een oudere koe produceert meer melk en er hoeft minder jongvee opgefokt te worden. Een ander duurzaamheidsaspect is de vermindering van het antibioticagebruik. Een bedrijf dat vaccineert tegen mastitis bespaart fors op mastitisinjectoren en op het totaal antibioticagebruik op het bedrijf.
Verschillen tussen bedrijven
In de evaluatie is gekeken of er verschil is in het effect van vaccinatie tussen grote bedrijven (honderd koeien of meer) en kleine bedrijven (minder dan honderd koeien). Het blijkt dat kleinere bedrijven sneller stappen maken op het gebied van onder meer uiergezondheid, melkproductie, antibioticagebruik en leeftijd. De gemiddelde leeftijd op kleinere bedrijven stijgt in één jaar bij vaccineren bijvoorbeeld met maar liefst drie maanden.
Kleinere bedrijven boeken waarschijnlijk sneller resultaat doordat de uitgangspositie ook iets slechter was dan op grote bedrijven. Ook als bedrijven op basis van de BSK worden geclusterd in hoogproductief, gemiddeld en laagproductief komen er interessante verschillen naar boven. Zo zien we bijvoorbeeld op laagproductieve bedrijven het aantal hoogcelgetalkoeien en het aantal mastitisbehandelingen sneller dalen dan op hoogproductieve bedrijven. Ook dit valt toe te wijzen aan een minder goede uitgangspositie, waardoor er relatief sneller verbeteringen te zien zijn.
Daarnaast spelen op hoogproductieve bedrijven met een laag celgetal in het onderzoek vaak meer uiergezondheidsproblemen veroorzaakt door E. coli infecties. Daarbij is dan vaak sprake van koeien die een driespeen worden. Laagproductieve bedrijven in het onderzoek kampen vaker met verhoogd celgetal als gevolg van Staphylococcus aureus, met een noodzakelijke langdurige behandeling als gevolg. In de toekomst wil HIPRA Nederland het onderzoek verder uitbreiden. Hierin moeten dan ook de verschillen tussen bedrijven die starten met mastitisvaccinatie vanwege infecties met coliformen of juist de stafylokokken ieder apart worden meegenomen.
Tekst: Gerben Hofman