Het kenmerk van mortellaro is de multifactoriële oorsprong. Er is geen echte ‘driver’ die mortellaro doet ontsteken op een bedrijf. Het veelkoppig monster mortellaro is alleen te behandelen wanneer er een consequent plan van aanpak ligt.
De ziekte van mortellaro is in de melkveehouderij voldoende bekend. “En eenmaal geïntroduceerd op het bedrijf is het vrijwel onmogelijk om er nog vanaf te raken”, aldus Evi Canniere – werkzaam bij Inagro en organisator van een studiemiddag over de ziekte van mortellaro afgelopen maand juni. Ook Menno Holzhauer – klauwspecialist bij GD Diergezondheid – en Marcel Drint – dierenarts en werkzaam bij het Nederlands klauwgezondheidscentrum – stellen dat op nagenoeg elk bedrijf wel mortellaro voorkomt. “De mate waarin mortellaro voorkomt op een bedrijf is heel wisselend”, aldus Drint.
"Niet elke koe met mortellaro mankt"
Verschillende stadia
Via Digiklauw wordt de klauwgezondheid bij behandelingen gescoord. Uit deze beschikbare data is te herleiden dat op zo’n 80 procent van de deelnemende bedrijven een vorm van mortellaro voorkomt op het bedrijf. De mate waarin mortellaro op een bedrijf voorkomt varieert vervolgens van 10 tot 80 procent, maar wordt gemiddeld op 25 procent geschat. Volgens Canniere moet er echter wel onderscheid gemaakt worden in de ernst waarmee mortellaro voorkomt. “Niet elke koe met mortellaro mankt”, legt Canniere uit. Om de laesies in te schalen wordt gebruikgemaakt van het systeem van Dörte Döpfer, een Amerikaanse dierenarts en onderzoeker met Nederlandse roots. De schaal varieert van M0, een gezonde klauw tot M4, een klauw met chronische mortellaro.
Op de door Inagro georganiseerde studiedag bleek dat 26 procent van de dieren met mortellaro M1 mankt en 39 procent van de dieren met M2. 60 tot 75 procent van de koeien met een M1- of M2-aandoening laten een normale gang zien. Om het stadium van mortellaro te herkennen, moet de koe dus onderworpen worden aan een uitgebreide visuele controle. Volgens Menno Holzhauer is het voor veehouders vooral belangrijk om het M2- en het M4-stadium te herkennen. “Wanneer je een laesie in het stadium M2 constateert, ben je eigenlijk te laat. M2 is een acute laesie, waarbij de aardbeivormige mortellaro-plek lichtgevoelig is en snel bloedt bij een kleine aanraking. Deze moet via een individuele behandeling aangepakt worden. Dat betekent dus behandelen en intapen, zodat de gebruikte spray of zalf langer kan inwerken en er geen vervuiling van de wond optreedt.”
Bij een goede behandeling vordert de laesie naar stadium M3, waarbij korstvorming optreedt. Een M3-laesie wordt uiteindelijk een M4-laesie als de behandeling goed is uitgevoerd. Maar mortellaro is een wispelturige aandoening. De aandoening kent namelijk geen chronologie en kan tussen verschillende stadia switchen. “Een M4-laesie is de chronische variant zonder open wond. Een M4-laesie kan ook geen besmetting overbrengen naar andere dieren en is dus prima met een voetbad te beteugelen”, aldus Drint, die aangeeft dat een M4-laesie uiteindelijk weer kan herstellen naar het M0-stadium. “Maar een M4 kan ook evolueren in een M4.1, waarbij de chronische M4 gepaard gaat met een nieuwe M1- of M2-laesie.”
Variant mortellaro | Kenmerken |
M0 | een gezonde klauw |
M1 | een klauw met een speldenknop als aandoening |
M2 | de best herkenbare variant. De wond bloedt makkelijk bij lichte aanraking |
M3 | een droge korst bedekt de M2-laesie. De wond is aan het genezen, maar heeft nog steeds kiemen |
M4 | chronisch stadium M4 te herkennen aan een witte verdikking van de huid |
M4.1 | wanneer op de chronische M4-laesie een nieuwe besmetting vormt is er sprake van een M4.1 |
Genetische component
Behalve het gegeven dat mortellaro verschillende verschijningsstadia heeft, blijken ook niet alle koeien even gevoelig te zijn voor besmettingen. “Er is sowieso een genetische component”, aldus Holzhauer, die in het verleden onderzoek heeft gedaan naar het verband tussen runderrassen en het voorkomen van mortellaro. “Het Holsteinras is gevoeliger voor mortellaro dan bijvoorbeeld Jerseys of Brown Swiss-dieren.” Volgens Holzhauer wordt bij Holsteiners de vatbaarheid voor mortellaro voor 15 procent bepaald door genetische aanleg. “Via Digiklauw is inzichtelijk te maken welke koeienlijnen meer vatbaar zijn voor mortellaro.”
De genetische invloed ligt bij andere rassen lager, maar dat wil volgens Drint niet zeggen dat mortellaro exclusief is voorbehouden aan Holsteiners. “Dat is sowieso het meest gebruikte ras, dus dan is het ook logisch dat je mortellaro daar vaker ziet voorkomen. Maar ik zie in de praktijk ook mortellaro bij andere rassen. De component management is dus vele malen groter.” Toch blijken er dieren te zijn die nooit mortellaro krijgen, aldus Drint. “Dat zijn zogenaamde type 1-koeien. Deze dieren lijken immuun te zijn voor besmetting. Daarnaast heb je nog type 2-koeien, die eenmalig een keer mortellaro krijgen maar niet structureel. Vervolgens heb je nog type 3-koeien. Dat zijn koeien die voortdurend van een M2-laesie naar een M4-laesie gaan en terug. Dat zijn ook de koeien die de besmetting in stand houden en doorlopend nieuwe besmettingen introduceren.”