Adviseurs zijn deze maand volop bezig met het opstellen van bemestingsplannen voor melkveehouders. Adviseur Mest en Mineralen Albert-Jan Bos van DLV Advies vestigt graag de aandacht op een viertal punten die dit voorjaar actueel zijn in het bemestingsplan, waaronder de nieuwe fosfaatklasse-indeling.
Fosfaatklasse-indeling
In de oude fosfaatsystematiek had je te maken met het P-AL-getal voor grasland en het PW-getal voor bouwland. In de nieuwe systematiek worden percelen ingedeeld volgens een combinatie van de bodemvoorraad (P-AL) en de fosfaatbeschikbaarheid (PCaCl2), in de vorm van een matrix. Daaruit valt dan de fosfaatklasse af te lezen.
“Deze nieuwe systematiek is rechtvaardiger”, meent Albert-Jan. “Het zit slimmer in elkaar, omdat je niet alleen kijkt naar de bodemvoorraad maar ook naar de beschikbaarheid van fosfaat. Dat betekent dat je op percelen met een hoge P-AL maar met een lage beschikbaarheid, toch meer kilo’s fosfaat kunt plaatsen op je eigen bedrijf. Omgekeerd geldt dat ook; bij percelen met een hoge fosfaatbeschikbaarheid wordt de plaatsingsruimte kleiner. Dat kan op bedrijfsniveau best wel consequenties hebben”, aldus Albert-Jan.
Grondmonsters
Grondmonsters blijven vier jaar geldig. Boeren die bijvoorbeeld nog geldige grondmonsters hebben van een paar jaar geleden, mogen kiezen of ze de nieuwe of de oude fosfaatklasse hanteren, geeft de adviseur aan.
Maïspercelen aanmelden
Wat ook nieuw is, is dat boeren op zand- en lössgrond met ingang van dit jaar vóór 15 februari bij RVO moeten doorgeven op welke percelen ze maïs gaan telen. Dat komt omdat met ingang van dit jaar er pas na 15 maart dierlijke mest mag worden uitgereden op maïsland. Uit oogpunt van controle moeten die percelen daarom tijdig worden aangemeld. “Je moet dus weten waar je dit jaar mais gaat telen. Dit is vooral van belang voor boeren die grond ruilen met akkerbouwers. Zoals bijvoorbeeld in Groningen en Drenthe veel gebeurt”, zegt de DLV’er. “Dit is belangrijk, want als je de percelen niet aanmeldt, mag je er in principe geen maïs op verbouwen.” En zoals gezegd geldt dit ook voor boeren die geen grond uitruilen.
Accent op voorjaar
Een derde aandachtspunt in de bemestingsplannen van 2021 is om op bedrijven met droogtegevoelige zandgronden het accent van de gift meer te verschuiven naar het voorjaar, signaleert Albert-Jan. “Dat is het gevolg van drie achtereenvolgende jaren met significante droogteschade. Deze bedrijven hebben elk zomerseizoen wel te maken met een aantal weken dat het gras slecht groeit door vochttekort. Daarom is het verstandig de bemesting, zowel van dierlijke mest als van kunstmest, meer te verschuiven naar het moment waarop het doorgaans ‘t meeste rendement oplevert, aan het begin van het seizoen.”
Nieuw Nederlands Weiden
Uiteraard wordt daarbij ook gekeken naar de bemesting van weidepercelen en dat brengt Bos bij het vierde punt: de opkomst van het Nieuw Nederlands Weiden, oftewel roterend standweiden. Daarbij wordt een groot perceel opgedeeld in meerdere kleinere percelen. De koeien verhuizen dagelijks naar een vers perceel, en weiden gedurende zes weken op dezelfde percelen. “Om de groei erin te houden en niet te veel verloop te krijgen in het eiwitgehalte van het gras gedurende deze periode, is het belangrijk om tussendoor toch een keer een kleine kunstmestgift te geven, van 75 tot 100 kilo KAS per hectare. Als je ze langer roteert dan die zes weken, geef dan nog een tweede gift”, adviseert Bos. Het bemestingsplan van DLV Advies houdt hier rekening mee.
Bron: DLV Advies