Het onderzoek ‘In gesprek over Koeien, kringlopen en mest’, uitgevoerd door Wageningen University & Research, verkent de spanningen tussen agrarisch ondernemers en de overheid. Hierbij wordt gekeken naar een grote splijtzwam tussen overheid en veehouder: het mestbeleid. Dit kwalitatief onderzoek, gedaan in opdracht van het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselkwaliteit stelt de volgende vraag: wat zijn de achterliggende redenen voor spanningen tussen agrariërs en de overheid rond mestbeleid?
In dit rapport staan 5 portretten van melkveehouders die op hun eigen manier werken aan kringlooplandbouw en hun ervaringen met, en perspectief op, het mestbeleid delen. Daarnaast komen de perspectieven van drie ambtenaren en een mestadviseur aanbod. Dit onderzoek is gedaan voordat de kwestie van derogatie aan de orde kwam.
Mestbeleid is ‘actueler dan ooit’
Het mestdossier is al 50 jaar een bron van spanningen tussen boeren en beleid. Nu het kabinet Rutte 4 inzet op de transitie naar kringlooplandbouw en de reductie van stikstof, broeikasgassen en verbeteren waterkwaliteit een prioriteit is, wordt mestbeleid relevanter dan ooit.
Eenvoudiger, effectiever en toekomstgerichter mestbeleid
Het mestbeleid moet eenvoudiger, effectiever en toekomstgerichter staat in de Kamerbrief ‘Contouren van de herbezinning mestbeleid’ opgesteld door de toenmalige minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Carola Schouten (2020). Dit beleid zit op drie sporen: grondgebondenheid voor de melk en rundvlees veehouderij, afvoer en verwerking van mest van niet-grondgebonden veehouderij en gebiedsgerichte aanpak voor teeltgerichte maatregelen.
Uit de gesprekken komen een zestal pijn of beter spanningspunten naar boven. Onderzoekers zijn van mening dat inzicht krijgen in die spanningen een belangrijke stap betekent in het vinden van een oplossing. Als sneak preview vatten we hier 2 spanningen samen. De andere zijn te lezen in het rapport.
De spanningen rondom het mestbeleid
Wat valt allereerst op? Melkveehouders en ambtenaren vinden het onlogisch om eigen mest af te moeten voeren terwijl ze nog wel kunstmest mogen strooien. De overheid zet daarom in op mest van dieren te verwerken tot een product dat lijkt op kunstmest.
Spanning 1: het houden aan internationale milieuafspraken botst met ruimte voor ondernemerschap
De meeste mensen willen beide, maar mestbeleid perkt al decennia de ondernemersvrijheid van melkveehouders in om vervuiling van het milieu te verminderen. Toch houdt Nederland zich niet aan internationale afspraken zodat de politieke druk om verder in te grijpen toeneemt.
Spanning 2: Gelijke regels voor iedereen botst met ruimte voor experimenteren op melkveebedrijven
De vijf geïnterviewde melkveehouders pionieren op verschillende manieren om de nutriëntenkringloop te verbeteren op hun bedrijf. Maar ze voelen zich geremd door de mestregelgeving. Drie melkveehouders geven bijvoorbeeld aan interesse te hebben in een koe-toilet. Door poep en plas te scheiden hopen ze ammoniakuitstoot te beperken en betere meststoffen te maken. Maar ruimte om hiermee te experimenteren is er niet en zolang milieuafspraken niet worden gehaald is het volgens de overheid lastig zulke ruimte te bieden.
Advies van de onderzoekers
Voor melkveehouderij zet het mestbeleid in op een grondgebonden sector. Dit betekent dat alle melkveebedrijven hun mest op eigen bedrijf moeten plaatsen op bij een collega. Het advies van de onderzoekers is om de consequenties van grondgebonden melkveehouders in kaart te brengen.
Melkveehouders en beleid krijgen hierdoor een scherper beeld (ofwel perspectief?) van de toekomstige ondernemers en ontwikkelingsruimte. Het is daarbij volgens hen ook raadzaam het mestbeleid te verbreden met andere duurzaamheidsdoelen op het gebied van biodiversiteit, klimaatuitstoot en gezondheid.
Bron: WUR