Techniek helpt foutmarges uit bodembeheer, bemesting en ruwvoermanagement te halen. Het zijn vaker de onbenutte nutriënten uit meststoffen dan de plaatsingsruimte die zorgen voor lage gewasopbrengsten. Precisiebemesting is een tool om de nutriënten uit mest optimaal te benutten. Een goede timing, betere dosering en nauwkeurige plaatsing helpen bij het optimaliseren van de nutriëntenbenutting uit mest bij graslandmanagement.
Efficiëntere bemesting
Melkveehouders en loonwerkers werken in meerdere projecten samen om te ontdekken wat de beste manier is om precisiebemesting op grasland toe te passen. Projectleider Sytze Waltje; “Ruwvoer is het belangrijkste voer op het melkveebedrijf en moet goed in de kuil komen. Door preciezer te bemesten krijgen we meer grip op onze bodem en het ruwvoermanagement. Een efficiënter gebruik van mest door op het juiste moment, op de juiste plaats, de juiste dosering van de juiste meststof in te zetten, verlaagt de kosten, vermindert de emissie en gaat vaak samen met een beter resultaat. De techniek is voorhanden, maar de effectiviteit ervan naar de veehouder vertalen, vraagt praktische ervaring.”
Waarom anders bemesten?
“Niet blindelings blijven doen wat je al jaren doet, maar doen wat nodig is”, geeft Sytze aan. “Factoren als intensieve of extensieve bedrijfsvoering, bodemsoort, beschikbare mest en beweidingsregime bepalen per bedrijf wat nodig is. Stel, een melkveehouder beweidt zijn koeien zo lang mogelijk in het jaar, dan moet er dus jaarrond zoveel mogelijk gras beschikbaar zijn. Om de koeien ook in het najaar van gras te voorzien, strooit hij in het najaar nog behoorlijk wat kunstmest voor een goede snede. In deze weidesituatie blijkt het ureumgetal in de melk jaarrond, en met name in het najaar, (te) hoog. De benutting van het eiwit is dus onvoldoende. De oorzaak ligt in de bemesting. Drijfmest uit het voorjaar geeft zijn stikstof pas veel later af. Omdat de put vol zit, wordt er vaak nog een keer in juni/juli bemest. Het gevolg is nog meer DVE en minder VEM in het najaarsgras.
Bemestingsbehoefte
De stikstof wordt in de pens van de koe omgezet in ureum en komt in de melk. De korte dagen in het najaar zorgen er bovendien voor dat de omzetting van suikers van mindere kwaliteit is. De DVE/OEB-verhouding is verstoord, stikstof gaat verloren en er moet ruwvoer worden aangekocht. Als de bemesting was afgestemd op de behoefte van gewas, bodem en het beweidingssysteem, had er bovendien in het najaar op kunstmest bespaard kunnen worden. Maar ook als het gaat om inkuilen zijn er meerdere bemestingsmogelijkheden voor de nutriëntenbenutting. Door bijvoorbeeld vroeg ureum te strooien, krijgt het gras een lichtere kleur en een kortere celdeling. Het gewas is droger en daarmee makkelijker in te kuilen met 40% droge stof.”
Bodemkwaliteit
Gewasopbrengst en kwaliteit variëren vaak sterk per perceel (en binnen een perceel!) met een grote variatie in bodemvruchtbaarheid en bodemvocht. Hoe hoger het organische stofgehalte in de bodem is, hoe meer mineralen en middelen dit aan zich bindt. De nutriënten zijn dus langer beschikbaar voor het gewas en er zijn minder meststoffen nodig. Een Verisscan meet met behulp van sensoren de bodemkwaliteit. De zuurgraad (pH), het organische stofpercentage en de geleidbaarheid van de bodem is vastgelegd in een bodemkaart die de loonwerker kan inlezen op zijn machines. De bodemkaarten zijn een goede basis voor plaatsspecifieke bemesting op basis van de behoefte van de bodem.
Het juiste moment voor stikstof
Het juiste moment voor het toedienen van stikstof is als het gewas erom vraagt gedurende het groeiseizoen. In de dagen na zaaien/poten/opkomst is de stikstofbehoefte telkens anders. Verliezen door bijvoorbeeld mest uitrijden in het najaar, terwijl het gewas het in het voorjaar nodig heeft, worden hiermee beperkt. Ook weersinvloeden, stikstoflevering uit groenbemesters, gescheurd grasland en de wijze van beweiden beïnvloeden de stikstofbehoefte. Bij een koude grond heeft het gras behoefte aan ureum en ammonium. Als het vroeg voorjaar is kan ook gekozen worden voor een kunstmestgift in twee keer. Bij een laat voorjaar, eind maart/begin april, is in één keer de kunstmestgift bemesten de beste optie. Bedrijven met droogtegevoelige zandgronden kunnen, zeker na jaren met vochttekort in de zomer, het accent van de bemesting meer verschuiven naar het begin van het seizoen. Zie ook Actualiteiten bemestingsplan 2021.
Juiste dosering
De keuze weiden of maaien gaat vooraf aan de bemesting. Bij een weidesnede hoort een lichtere stikstofbemesting dan bij een maaisnede. In de praktijk wordt de keuze voor een weide- of maaisnede niet altijd vooraf gemaakt en wordt overal hetzelfde bemest. Dit betekent ofwel te veel, ofwel te weinig bemesting waardoor de opbrengst niet maximaal is. Naast teeltdoel is de bodemkwaliteit van belang voor de juiste dosering.
Bodemmonsters
De actuele bodemmonsters (en bodemmonsters genomen op plaatsen waar de bodemscan afwijkingen aangeeft) geven onder andere het stikstofleverend vermogen en de fosfaatbeschikbaarheid van een perceel aan. Bij een hoge NLV-waarde heeft de bodem minder stikstofaanvulling nodig dan bij een lage NLV-waarde. Door met een NIRS-sensor de stikstofgehaltes in de drijfmest te analyseren tijdens het toedienen, kan plaatsspecifiek gedoseerd worden. Als de informatie van de bodemmonsters gecombineerd is met informatie van drone- of satellietbeelden over de biomassa ontstaat een goed inzicht in de hoeveelheid grasopbrengst en daarmee in de bijbemesting.
Nauwkeurig plaatsen van de mest
Door de hogere prijzen van meststoffen en de aangescherpte milieueisen is het nog belangrijker om de meststoffen daar te brengen waar ze nodig zijn. In combinatie met GPS en bodemkartering kan er precies gewerkt worden. Efficiëntere toedieningstechnieken zijn gebaseerd op het gericht plaatsen van de meststoffen bij de wortel in plaats van bovengronds toe te dienen.
Gewenste stikstofvorm
In het precisiebemestingsproject in Flevoland zijn in grasland vloeibare meststoffen met een spaakwielbemester geïnjecteerd. Doordat er geïnjecteerd is in de zode is de bemesting efficiënter en is de stikstofvervluchtiging lager dan bij volvelds bespuiten. Daarnaast kan met de spaakwielbemester veel nauwkeuriger aan akkerranden worden bemest. Ook hier geldt dat precisiebemesting maatwerk is. Bij een harde ondergrond, zoals klei of in een koud en schraal voorjaar, is het moeilijker werken met een spaakwielbemester. De keuze voor vloeibare of korrel bemesting is mede afhankelijk van de stikstofvorm (ureum, nitraat of ammonium) die voor het gewas en de periode gewenst is en de beschikbaarheid van vloeibare kunstmest in de regio.
Omgaan met variaties binnen in één perceel
Bodemkaarten, gewasscans, opbrengstkaarten kunnen worden ingezet om variaties binnen één perceel in beeld te brengen. Dit biedt de mogelijkheid oorzaken op te sporen, op te lossen en mestgiften te optimaliseren voor een egaler gewas. Daarbij kan gekozen worden om mindere plekken meer te bemesten of om de betere plekken minder te bemesten. Hoe groter de variatie in een perceel, des te groter het rendement dat te behalen valt met precisielandbouw. Het belangrijkste is een juiste interpretatie van de data om een echte besparing op meststoffen te behalen door een betere benutting van nutriënten.
Bron: DLV Advies