Binnen de PPS Ruwvoer en Bodem is in 2016 vierjarig onderzoek gestart naar stikstofbenutting door een regelmatige plantverdeling in de vorm van ruitzaai en drijfmestrijenbemesting bij maïs. Deze zaaimethode is vergeleken met de standaard teeltmethode met bouwlandinjectie. De resultaten van dit onderzoek hebben naast diverse ervaringen in de praktijk bijgedragen aan de discussie en besluitvorming rond drijfmestrijenbemesting als verplichte maatregel op zand- en lössgrond in het 6e actieprogramma nitraatrichtlijn.
Ruitzaai en Drijfmestrijenbemesting
De resultaten van het vierjarig onderzoek zijn beschreven in het rapport: Effect van ruitzaai en drijfmestrijenbemesting op de stikstofbenutting van snijmaisteelt.
Voor een duurzame maïsteelt op zandgrond is het belangrijk dat het gewas de beschikbare stikstof in de bodem zoveel mogelijk opneemt. De praktijk zoekt daarom constant naar teeltmethoden die de benutting van mest verbeteren. Daarnaast ontstond er vanaf 2018 extra discussie over het opnemen van drijfmestrijenbemesting. Als verplichte maatregel in het 6e actieprogramma nitraatrichtlijn.
Meerjarig onderzoek
Drie verschillende teeltmethoden (standaard, drijfmestrijenbemesting en ruitzaai) werden vier jaar achtereen steeds op dezelfde locatie aangelegd. Bij standaard zaai en ruitzaai werd 1 tot 3 dagen voor het ploegen de drijfmest toegediend met bouwlandinjecteur. De drijfmestrijenbemesting werd 1 tot 7 dagen uitgevoerd na het ploegen. Bij ruitzaai werden de maïszaden in ruitverband gezaaid bij een rijafstand van 37,5 cm zodat de afstand tussen de maïsplanten in alle richtingen praktisch gelijk is. Zoals standaardzaai en drijfmestrijenbemesting werd de maïs gezaaid met een normale rijafstand van 75 cm.
Alle drie de teeltmethoden werden twee rastypen (steile en brede bladstand) vergeleken, evenals twee plantdichtheden (80.000 en 110.000 planten per ha) en twee stikstofbemestingsniveaus (155 en 100 kg werkzame N per ha).
Resultaten na 4 jaar onderzoek
Gemiddeld over de 4 jaren was de ds-opbrengst van de ruitzaai methode bijna 500 kg per ha hoger dan die van de standaard methode. Alhoewel die van de methode met drijfmestrijenbemesting ruim 500 kg per ha lager was (zie tabel 1). De verschillen tussen N-opbrengst van de drie teeltmethoden waren wel significant maar niet groot. Gemiddeld was de N-opbrengst van de ruitzaaimethode 3 kg per ha hoger dan die van de standaardmethode. De N-opbrengst van de methode met drijfmestrijenbemesting was 6 kg per ha lager. Naast opbrengst en voederwaardemetingen is ook gekeken naar o.a. wortelontwikkeling en bodemverdichting. De uitgebreide resultaten zijn te vinden in het “Rapport“.
Bron: WUR