Binnen het project Koeien & Kansen heeft deelnemer Coen Hagoort dit jaar ervaren hoe doelgericht sturen in het melkveebedrijf kan bijdragen aan het realiseren van bedrijfsdoelen en het beperken van mestafzet, ondanks de strenge regelgeving. Het seizoen 2024 begon met een derogatie, maar met dubbele beperkingen in vergelijking met voorgaande jaren.
De BES-pilot werd niet verlengd, wat resulteerde in een verlaging van de toegestane stikstofplaatsing uit dierlijke mest van 290 kilo per hectare naar 230 kilogram. Daarnaast zijn in zijn regio NV-gebieden aangewezen, wat de gebruiksruimte verder terugbracht naar 210 kilogram stikstof per hectare. Dit betekent een daling van maar liefst 28 procent binnen één groeiseizoen.
De nieuwe situatie dwingt Hagoort in Waarder dit jaar om direct 3500 kilogram stikstof uit dierlijke mest af te zetten, terwijl hij de afgelopen jaren geen mestafzet kende. Hij ervaart dit als een koude douche. Naast de financiële impact heeft het ook persoonlijk effect. Coen Hagoort beseft dat deze verandering vraagt om bewuste keuzes en aanpassingen in zijn bedrijfsvoering.
Zoeken naar oplossingen binnen bedrijfsvoering
Een belangrijk deel van de oplossing lag in het verder verlagen van het melkureumgehalte en het ruw eiwit in het rantsoen. Waar het gemiddelde melkureum eerder rond 21 lag, is dit inmiddels gedaald naar 18 en blijft het voor 2024 stabiel. Binnen het ‘Koeien & Kansen-project’ zijn alle deelnemers uitgedaagd om het ruw eiwit in het rantsoen terug te brengen naar gemiddeld 152 gram per kilogram droge stof. Hagoort is de afgelopen jaren al van 160 naar 155 gram gegaan, maar vraagt zich af of hij nog een stap verder kan zetten. Een goede planning en sturing gedurende het seizoen zijn daarbij essentieel.
Samen met zijn adviseur heeft hij verschillende opties verkend, zoals de verdeling van dierlijke mest over het seizoen in relatie tot de gewenste kwaliteit van de graskuil. Wanneer is welke aanvulling uit welke meststof nodig? Hoe verhouden de voorraden kuilgras zich aan het begin van het seizoen, en wanneer wordt welk type voer ingezet? Hoeveel mais wordt wanneer bijgevoerd, en welk krachtvoer past het beste?
Plannen bij stellen
Naast het verstrekken van een passend rantsoen was er ook veel aandacht voor de verdeling van dierlijke mest over het seizoen en het verbeteren van de kwaliteit van de graskuil. Helaas valt dit niet altijd te sturen. Dit jaar verliep het anders dan verwacht: door natte omstandigheden konden de koeien pas later de wei in, wat resulteerde in extra voeropname in de stal en vroegtijdige inzet van ruwvoer.
Ondanks deze uitdagingen bleven de melkproductie en het melkureum (rond de 15-16) stabiel, mede door aanpassingen in het droogstandsmanagement. Hagoort verstrekte de droge koeien een rantsoen met minder energie en eiwit. De beweging van deze dieren nam toe wat leidde tot meer voeropname. Uiteindelijk zorgde dit ervoor dat de koeien beter opstartten, gemakkelijker meer melk produceerden en bovendien langer een stabiele productie konden aanhouden.
Lagere gehalten, maar hogere volumes mestafzet
Hoewel de mestafzet voor de zomer gepland stond, leidden onverwacht lage gehalten tot een stijging van het af te voeren volume met ruim 150 ton. Daarnaast bleven de energiewaarden van de voorjaarskuil achter, wat echter nieuwe kansen bood voor het rantsoen: een passende kuil om bij te voeren, samen met veel weidegang en een beperkt eiwitaanbod. Dit rantsoen is gedurende het seizoen nauwkeurig bijgestuurd.
Tot begin september ging alles goed, maar toen kwam de mineralisatie alsnog op gang, waardoor het melkureum plotseling opliep naar 28 à 30. Gelukkig kon Hagoort tijdig ingrijpen. Dankzij de juiste verhoudingen van gras, mais en krachtvoer bleven de waarden uiteindelijk op de gewenste niveaus.
Inspanningen worden beloond
Nu het einde van 2024 nadert, laten de inspanningen van Hagoort een positief resultaat zien: de ruw eiwit-inname staat op 150 gram per kilogram droge stof en de stikstofbenutting door de dieren is gestegen naar 27,9 procent. Dit betekent dat de specifieke (BEX) berekening uiteindelijk drie procent beter scoort in stikstof en ruim 13 procent beter in fosfaat ten opzichte van de forfaitaire berekening. Dit scheelt toch mooi de nodige kilo’s aan stikstof die niet geproduceerd zijn en dus ook niet afgevoerd hoeven te worden. Dat gaat toch snel om 150 ton mest
De aanpak van Hagoort laat zien hoe scherpe doelen, regelmatige bijsturing en inzicht in het rantsoen ook onder uitdagende omstandigheden kunnen leiden tot betere bedrijfsresultaten en een reductie in de mestafzet.
Bron: Verantwoorde Veehouderij