Toename melkproductie per ha zet door
In 2017 nam de intensiteit (uitgedrukt in fosfaat GVE per ha) van melkveebedrijven waarop het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) is gericht, in alle regio’s iets af. Ook was er een afname van het aantal GVE per bedrijf in 2017, wat het gevolg is van maatregelen om de fosfaatproductie in melkveemest terug te dringen (Fosfaatreductieregeling). Echter, de melkproductie per dier nam toe en ook de melkproductie per ha steeg ondanks de afname in GVE en een groter areaal cultuurgrond per bedrijf.
Stikstofbodemoverschotten vergelijkbaar met 2016
De stikstofbemesting met dierlijke mest en kunstmest lag in 2017 op een hoger niveau, maar hier staat tegenover dat de afvoer in de vorm van melk gemiddeld genomen ook toenam. Het gebruik van stikstofkunstmest is gestegen in 2017 in bijna alle regio’s (5-7 kg per ha), de Lössregio uitgezonderd. Daarbovenop is ook het gebruik van stikstof uit dierlijke mest gestegen. In de Veen- en Lössregio is het dierlijk mestgebruik gestegen met 16-19 kg per ha en in de Zand- en Kleiregio is dat minder (2-3 kg per ha). De hoeveelheid stikstof die kan uitspoelen naar het grondwater (stikstofbodemoverschot) wordt, veenbedrijven uitgezonderd, hoofdzakelijk bepaald door de aan- en afvoer op het bedrijf. Het stikstofbodemoverschot steeg beperkt in de Klei- en Zandregio (3 kg per ha) en nam af in de andere regio’s. De aanvoer van voedermiddelen nam af evenals de afvoer van dierlijke mest. De aanvoer van kunstmest nam toe.
Steeds minder uitspoeling door hogere efficiëntie bij gebruik van nutriënten
De uitspoeling van nitraat bij melkveebedrijven in het basismeetnet van het LMM is in de periode 1991-2016 zichtbaar gedaald. Dit betekent dat het bovenste grondwater schoner is. Een belangrijke reden hiervoor is een forse daling in het gebruik van kunstmest en dierlijke mest (ruim 30% lager). De overschotten (aanvoer minus afvoer) aan stikstof en fosfaat per ha zijn mede daarom ook afgenomen.
Update van resultaten melkveebedrijven op agrimatie
Bovenstaande blijkt uit de nieuwste resultaten van het LMM-project dat het RIVM en Wageningen Economic Research gezamenlijk uitvoeren in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De resultaten voor de melkveebedrijven in het Basismeetnet worden in verschillende artikelen gepresenteerd, waarbij elk artikel ingaat op een thema waarbij een aantal indicatoren in één of meerdere figuren in beeld wordt gebracht.
De artikelen zijn:
Grond (bedrijfsomvang)
Gewassen (bouwplan, biologische teelt en winterbedekking)
Dieren (bedrijfsomvang en veebezetting)
Melkproductie
Graslandmanagement (graslandgebruik en stikstofbemesting grasland)
Bemesting (stikstof en fosfaat)
Overschotten (stikstofbedrijfsoverschot, stikstofbodemoverschot, fosfaatbedrijfsoverschot)
Overige kenmerken (najaarsbeweiding en opslagcapaciteit dierlijke mest)
Waterkwaliteit (nitraatconcentratie in het uitspoelingswater)
Bij deze update (december 2018) zijn de artikelen die betrekking hebben op de landbouwpraktijk (alle artikelen met uitzondering van het artikel over de waterkwaliteit), aangevuld met de voorlopige resultaten voor het jaar 2017. Bij de eerstvolgende update, naar verwachting net voor de zomerperiode in 2019, zullen de definitieve resultaten worden gepubliceerd.
Over LMM
Het LMM is ontwikkeld om de effecten van het Nederlandse mestbeleid op de nutriëntenemissies, en vooral de nitraatemissie, uit landbouwbronnen naar het grond- en oppervlaktewater te meten en de effecten van veranderingen in de landbouwpraktijk op deze emissie te volgen. Het RIVM is verantwoordelijk voor de metingen van de waterkwaliteit en Wageningen Economic Research is verantwoordelijk voor de vastlegging van de landbouwpraktijk.. Meer informatie over de waterkwaliteit en de gebruikte methoden wordt gegeven op www.rivm.nl. De waterkwaliteitsgegevens van het Basismeetnet kunnen zelf geselecteerd worden op lmm.rivm.nl.