Vanaf de kantine boven zijn stal vertelt Jan Willem Breukink, van Zuivelboerderij de Brummenaer, over een fundamentele omslag in zijn bedrijfsvoering. Waar hij voorheen 180 koeien molk, koos hij er in januari voor om terug te gaan naar 120. Dat klinkt tegenstrijdig in een sector waar efficiëntie vaak gelijkstaat aan schaalvergroting, maar Jan Willem ziet het anders: “We zijn als boeren lang geïnspireerd geweest om harder, groter en efficiënter te worden. Maar wat is dan efficiënt?”
In de Zuidelijke IJsselvallei werkt een groep van zestien melkveehouders aan een ambitieuze transitie: minder koeien, meer natuur, en toch een gezond bedrijf. Eén van hen is Jan Willem, die met hart en ziel gelooft in een natuurinclusieve landbouw.
Zuivelboerderij de Brummenaer
Zuivelboerderij de Brummenaer, gelegen in een Natura 2000-gebied langs de IJssel, bestaat nog niet zo lang, maar de familie Breukink woont hier al ruim 200 jaar. De ouders van Jan Willem wonen op een oude terpplek. In 2015 werd de oude dijk die in de vorige eeuw is aangelegd verlaagd en werd er een nieuwe dijk aangelegd precies op de plek waar Jan Willem is geboren. Gelukkig kon het bedrijf iets noordelijker op eigen grond opnieuw gebouwd worden. Een buitenkans om een boerderij vanaf de tekentafel te mogen bouwen.
Piekbelaster en pionier
Dat zijn boerderij in een Natura 2000-gebied ligt en vanwege de stikstofproblematiek bekend staat als ‘piekbelastend’, zien Jan Willem en zijn groep collega-melkveehouders niet als probleem. Sterker nog: ze benutten deze ‘kans’ om samen mee te doen aan de zogeheten Extensiveringsregeling, een regeling die melkveehouders ondersteunt in het verminderen van stikstofuitstoot en het natuurinclusief maken van hun bedrijf.
“De overheid biedt met deze regeling een kans om door te ontwikkelen,” zegt Jan Willem. “Niet om te stoppen, maar om duurzamer te boeren.” Dit betekent een forse omschakeling in de bedrijfsvoering. De extensiveringsregeling stelt als doel om de stikstofuitstoot per melkveehouderij terug te brengen tot maximaal 100 of 150 kilogram stikstof per hectare. Een belangrijke voorwaarde is dat er geen kunstmest meer wordt gebruikt. Ook moeten deelnemers minimaal 200 hectare landbouwgrond beheren en daarmee aantoonbaar voldoen aan de voorwaarden voor subsidie.
Deze aanpak vraagt om minder koeien per hectare, efficiënter gebruik van eigen voer en bodem, en een omslag naar natuurinclusieve landbouw. Ondanks dat Jan Willem zelf al jaren geen kunstmest meer gebruikt, betekent het in zijn geval: minder koeien, meer kruidenrijk grasland, en zoveel mogelijk zelfvoorzienend zijn in energie en voeding – bijvoorbeeld met 900 zonnepanelen en lokaal geteeld veevoer. De melkveehouder benadrukt hierbij wel dat niet iedere deelnemer extensief hoeft te boeren: “Het gemeenschappelijke doel is stikstofreductie, maar binnen de groep zijn ook boeren die hun veestapel gefaseerd willen afbouwen.”
Van inputgedreven naar bodemgericht
De omslag blijft ingrijpend. Minder dieren betekent minder mest, minder voer nodig en dus ook minder import van krachtvoer uit het buitenland. “We willen melk uit gras maken. Gezonde melk van eigen bodem”, legt hij uit. Daarvoor is het essentieel om de bodemgezondheid te verbeteren. Jan Willem werkt met kruidenrijk grasland, gebruikt compost en zet in op stikstofbinding via vlinderbloemigen. “De meeste mensen weten niet dat 78 procent van de lucht uit stikstof bestaat. Door goed bodembeheer en fotosynthese kunnen we die stikstof vastleggen, zonder kunstmest.”
Samen sterker
De kracht van de gebiedscoöperatie Zuidelijke IJsselvallei zit in de samenwerking, het verbinden en richting geven. Wat begon als een groepje boeren met dezelfde vragen, groeide uit tot een netwerk van zestien melkveehouders onder de gebiedscoöperatie. “We zijn een luisterend oor voor boeren, overheden, lokale organisaties, bedrijven en bewoners. We zijn een platform waar zowel individuele als collectieve bedrijven met praktische en beleidsmatige vraagstukken terechtkunnen.” Samen vormen ze een gebiedscoöperatie en krijgen ze begeleiding van DLV Advies en andere partners. Ze delen kennis, organiseren bijeenkomsten en inspireren elkaar. “Als je als boer afwijkt van de norm, voel je je soms bekeken. Maar binnen deze groep voel ik me gesteund. We bouwen samen aan een andere vorm van landbouw”, aldus Jan Willem.
Boer van de toekomst
Naast zijn rol als melkveehouder, ziet Jan Willem het ook als zijn missie om de kloof tussen boer en burger te dichten. Met een melktap, kaasautomaat en open dagen betrekt hij consumenten bij zijn bedrijf. “Ik wil dat mensen weer trots worden op hun boeren. Dat ze begrijpen waar hun voedsel vandaan komt.” Hij spreekt met passie over de toekomst. Over vier jaar hoopt hij volledig biologisch-dynamisch te boeren, met een bedrijf dat zelfvoorzienend en toekomstbestendig is. “De dokter van de toekomst is de boer die gezond voedsel maakt”, zegt hij. Zijn motivatie komt niet alleen uit idealisme, maar ook uit zorg voor de volgende generatie. “We hebben twee dochters. Of zij het bedrijf overnemen weet ik niet, maar ik wil wel dat er iets staat wat toekomst heeft.”
Intensief en extensief boeren kan prima
De extensiveringsregeling is inmiddels gesloten, maar zal in 2026 opnieuw opengesteld worden. Een positieve ontwikkeling, vindt de ondernemer. “Er zijn zoveel boeren die nu in onzekerheid zitten. Deze regeling biedt perspectief en laat zien dat het anders kan – met minder impact op natuur en klimaat, maar met volop toekomst.”
Zijn boodschap is helder: “Niet elke boer hoeft te extensiveren. Maar het moet wél mogelijk zijn. Nederland is groot genoeg voor verschillende vormen van landbouw – of het nu intensief, extensief, biologisch of biologisch-dynamisch is. Die kunnen prima naast elkaar bestaan.”
Bron: DLV advies