De afzetkosten van rundveedrijfmest zijn in de achterliggende twee jaar ruimschoots verdubbeld naar prijzen richting de € 30. “Dit is extra pijnlijk als je beseft dat een kuub drijfmest een waarde van méér dan € 30 aan biogas bevat. Die waarde wordt er nog maar heel beperkt uitgehaald”, stelt Joan van den Heuvel. Volgens Joan, projectleider Energie bij DLV Advies, liggen hier kansen voor de melkveehouderij. “Te meer daar de sector op die manier tegelijkertijd kan laten zien dat er gewerkt wordt aan het reduceren van emissiereductie.”
Wat doet monomestvergisting?
De veehouderijsector staat voor een flink aantal opgaven. Er wordt verlangd emissies te reduceren en de sector moet een antwoord vinden op de hoge mestafzetkosten. DLV Advies ziet hier een belangrijke rol weggelegd voor monomestvergisting. “Het draagt fors bij aan de reductie van de methaan- en ammoniakuitstoot”, zegt Joan. Die emissiereductie is weer een belangrijke peiler onder de doelstelling die Nederland zichzelf heeft opgelegd én onder het maatschappelijk draagvlak voor de melkveehouderij.
Vier concepten van monomestvergisting
Maar hoe begin je met monomestvergisting en hoe pak je het aan? Volgens Joan tekenen zich in de wereld van monomestvergisting steeds nadrukkelijker vier verschillende concepten af.
“In de eerste plaats monomestvergisting op individueel bedrijfsniveau. Maar dat is alleen weggelegd voor de grotere melkveebedrijven met 350 koeien of meer. Je hebt op jaarbasis minstens 10.000 kuub dagverse mest nodig om het rendabel te kunnen laten draaien”, zegt hij.
Opwerkstation
In verreweg de meeste gevallen moet er ook nog een opwerkstation bij om het biogas op te waarderen tot groen gas, zodat het gas het aardgasnetwerk op kan.
“Je kunt het biogas ook gebruiken om middels een WKK-installatie elektriciteit op te wekken. Echter, gezien de huidige overbelasting van het stroomnet en het doelmatig benutten van de restwarmte, kiezen steeds meer ondernemers voor opwaarderen naar groen gas”, aldus de energiespecialist. “Die markt lijkt stabieler, waardoor het verdienmodel zekerder wordt”, stelt Joan. “Zeker nu er ook een bijmengverplichting voor groen gas voor energieleveranciers zit aan te komen, lijkt productie van groen gas nog eerder lucratief te worden.” Zo’n opwerkstation vergt echter al gauw een investering van 5 ton. Dat maakt het enkel voor projecten van grotere omvang financieel interessant.
Buurtvergister
Een tweede concept is de buurtvergister. “Een grotere melkveehouder investeert dan in een monomestvergister met enige overcapaciteit; zeg maximaal 25.000 kuub. Hij stelt die vergister dan beschikbaar voor een of twee kleinere melkveehouders uit de buurt, die hun mest daarnaartoe kunnen brengen om te laten vergisten.” Dit vraagt dus wel transport en bemonstering van de mest, maar dat laat zich veelal terugverdienen bij een extra opbrengstpost van € 30 per kuub mest, weet Joan.
Omdat je voor het beste vergistingsrendement verse mest nodig hebt, moet je wel kijken naar de frequentie van de mestcollectie, tekent de adviseur aan.
Voor de melkveehouder met de monomestvergister zit het verdienmodel in de mest die hij van anderen ontvangt en als biogas kan verwaarden. Uiteraard moeten de leverkosten voor de buren dan lager liggen dan de reguliere mestafzetkosten. “Maar op die manier kan er een win-winsituatie ontstaan”, schetst Joan. “Een andere optie is dat de buren de reguliere mestafzetkosten betalen enmeedelen in de gasopbrengsten.”
Biogascluster
Nog groter wordt het derde concept: het biogascluster. Daarbij heeft elke deelnemer een monomestvergister op z’n eigen erf. Het ruwe biogas gaat dan via een leidingenstelsel naar een centraal gelegen opwerkstation voor groen gas. Joan: “Dat maakt het voor relatief kleinere bedrijven mogelijk om ook mee te doen.
Er kleeft ook een risico aan. Als een cluster niet al te groot is, tien bedrijven, en er stoppen er twee, dan komt de rentabiliteit van het cluster meteen onder druk. Dus zekerheid en langjarige afspraken zijn hier cruciaal”, benadrukt de adviseur.
Collectieve centrale vergister
De laatste variant is de collectieve, centrale vergister met een capaciteit van meer dan 25.000 kuub mest. Deze wordt veelal op een industrieterrein geplaatst of bijvoorbeeld bij een loonbedrijf. “Daar zijn er al enkele van”, weet de energiespecialist.
Nadeel: het levert regionaal meer transportbewegingen op. “Daarnaast vraagt het ook aandacht om verse mest te verkrijgen. En qua vergunningverlening is het vinden van een geschikte locatie voor een centrale vergister ook een uitdaging”, aldus Joan.
“Het grote voordeel hiervan is dat je een grote groep mestleveranciers hebt en dat bedrijven van alle types en omvang in de basis mee kunnen profiteren. Dankzij de schaalgrootte heeft zo’n collectieve, centrale vergister bovendien een grote impact op het behalen van de energie- en klimaatdoelen”, stelt Joan. “En het systeem valt niet om als er een melkveehouder afhaakt. Als er een deelnemer stopt, kan er gemakkelijk een nieuwkomer bij.”
Verwaarding emissiereducties
Zo zijn er diverse opties. Joan en zijn collega’s zijn bij enkele tientallen projecten betrokken. Zij kunnen haalbaarheidsstudies doen, rendementsberekeningen maken, vergunningen en subsidies aanvragen en financieel de vinger aan de pols houden.
“We zien ook dat de verwaarding van de emissiereducties een steeds belangrijkere motivatie wordt voor ondernemers om te starten met monomestvergisting. Het borgen van de haalbare emissiereductie draagt steeds nadrukkelijker bij aan het bestaansrecht van veehouderijbedrijven”, zegt Joan. “Kortom: genoeg redenen voor melkveehouders om de mogelijkheden te onderzoeken.”
Bron: DLV Advies