De Nederlandse melkveesector staat onder aanzienlijke druk om de uitstoot van broeikasgassen, zoals methaan (CH₄) en lachgas (N₂O), te verminderen, zoals vastgelegd in het klimaatakkoord. Deze gassen, voornamelijk afkomstig uit mest en enterische fermentatie in de pens van koeien, dragen bij aan klimaatverandering. Tegelijkertijd zijn melkveehouders geconfronteerd met economische uitdagingen, zoals prijsfluctuaties en de noodzaak om te voldoen aan strengere regelgeving.
Hoewel er de afgelopen jaren tal van maatregelen zijn ontwikkeld om methaan- en lachgasemissies te reduceren, blijkt de implementatie ervan in de praktijk vaak minder eenvoudig.
Methaan en lachgas reduceren
Melkveehouders ervaren verschillende knelpunten bij het doorvoeren van maatregelen die de emissie van methaan en lachgas reduceren. De technische en economische inpasbaarheid van maatregelen op een bedrijf spelen hierbij een belangrijke rol. Door de economische uitdagingen kan het voor veel melkveehouders financieel nog niet uit om te investeren in emissie reducerende maatregelen. Om deze reden onderzoeken wetenschappers van Wageningen Economic Research hoe melkveehouders op een kostenefficiënte manier reductie van methaan en lachgas kunnen realiseren om te voldoen aan de nationale klimaatdoelen voor de landbouw.
KEK MMV Model
In het project werken de onderzoekers met het zogenoemde KostenEffectiviteit Klimaat Maatregelen Melkveebedrijf Model (KEK MMV model). Dit is een instrument dat specifiek wordt ontwikkeld om het ministerie van LVVN te ondersteunen bij het vaststellen van de meest effectieve en kostenefficiënte maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen van melkveebedrijven, te reduceren. Dit model integreert zowel economische als milieukenmerken van potentiële maatregelen om de uitstoot van methaan en lachgas te reduceren. Daarnaast geeft dit model inzicht in maatregelen die kosteneffectief de emissies van deze broeikasgassen van de melkveesector reduceren waarbij de afwenteling op andere terreinen is geminimaliseerd. Het doel van het project is vervolgens om deze inzichten te delen met het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselkwaliteit en Natuur (LVVN) om hen te ondersteunen met het halen van de klimaatopgave voor de landbouw.
Het model geeft inzicht in de mogelijk te behalen emissiereductie onder minimale kostendruk voor de melkveehouderij. Omdat nog niet duidelijk is welke beleidsinstrumenten LVVN zal inzetten om de melkveehouders aan te zetten om de geselecteerde maatregelen in te voeren, is niet berekend welk deel van de kosten bij het bedrijf terecht komen en welk deel door de overheid (bijvoorbeeld via subsidies) is betaald. De selectie van maatregelen door het Ministerie is een strategische keuze waarbij de klimaatimpact van de melkveehouderij is verminderd zonder de economische duurzaamheid van de sector te ondermijnen. Dit model is ontwikkeld door de onderzoekers om de vertaling van de klimaatdoelen voor de landbouw naar de praktijk, mogelijk te maken.
Eerste resultaten
Hoewel het KEK MMV model nog volop in ontwikkeling is, laten de eerste resultaten zien dat het potentieel mogelijk is om de gestelde restemissiedoelen te behalen. Dit betekent dat melkveebedrijven hun uitstoot van methaan en lachgas kunnen verminderen en zo bijdragen aan de nationale klimaatdoelstellingen. Daarnaast is per maatregel bepaald, op basis van bestaande literatuur, hoeveel kosten er gemaakt zijn ten opzichte van emissies die zijn gereduceerd. Er zijn echter nog verschillende aannames die verder verfijnd moeten worden voordat er definitieve conclusies kunnen worden getrokken. Het verder ontwikkelen van het model en het valideren van de resultaten blijven daarom belangrijke speerpunten voor het komende jaar.
Het vervolg: 2024–2026
De periode van 2024 tot 2025 zal in het teken staan van verdere verfijning en uitbreiding van het KEK MMV model. Allereerst zal het model worden uitgebreid met maatregelen voor de akkerbouwsector. Het merendeel van de maatregelen in de akkerbouwsector richt zich uiteindelijk op verlaging van de bemestingsdruk en daarmee op de emissie van lachgas. Deze uitbreiding is ook relevant voor grondgebonden melkveebedrijven die zowel veeteelt als akkerbouw combineren. Door deze uitbreiding is het model toegankelijk voor een bredere groep bedrijven en kunnen er meer geïntegreerde oplossingen worden aangeboden.
Een ander belangrijk aspect is het testen van verschillende aannames over de implementatiegraad van maatregelen. Dit is nodig om te begrijpen hoeveel melkveehouders de voorgestelde maatregelen daadwerkelijk kunnen doorvoeren in hun bedrijfsvoering. Dit inzicht is essentieel om tot realistische en praktische aanbevelingen te komen.
Tot slot is het model verfijnd om beter aan te sluiten op verschillende typen melkveebedrijven. Dit gebeurt door het KEK MMV model te integreren met het bedrijfsmodel Farmdyn, dat gedetailleerde bedrijfsgegevens bevat. Deze verfijning zorgt ervoor dat de aanbevelingen nog nauwkeuriger en specifieker zijn afgestemd op de unieke omstandigheden van elk melkveebedrijf.
Conclusie
Het KEK MMV model biedt het Ministerie van LVVN een waardevol hulpmiddel om op een kosteneffectieve manier hun methaan- en lachgasuitstoot te reduceren en bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen. Door economische en milieufactoren te integreren, helpt het model de overheid om strategische keuzes te maken om broeikasgasemissies van de melkveehouderij te verlagen, zonder dat dit ten koste gaat van hun economische duurzaamheid. Met de geplande uitbreidingen en verfijningen kan het model in de toekomst een nog grotere rol spelen in de transitie naar een klimaatvriendelijke en economisch levensvatbare landbouw.